top of page

Het Patrick Collonorgel in Berchem

Een inspirerend en degelijk neobarok kleinschalig dorpsorgel dat blijft boeien...

Orgelbouwer:   

               
Bouwjaar:  

      

 

 

 

Typering en waardebepaling:

               

      

 

 

 

Patrick Collon (Laken)

1981

Collon bouwde instrumenten in wat sommigen als de de stijl van de zogenaamde 'neobarok' zouden bestempelen.  In dit geval betreft het een kwalitatieve en ambachtelijke benadering van de neobarok die al meer 'historiserend' zal werken.  Collon verkiest zelf eerder de term 'tijdloos' in plaats van 'neobarok'. 

Visueel architectonisch

Zijn instrumenten zijn alleszins heel herkenbaar.  Visueel-architectonisch vertonen zijn orgelkasten een tijdloze bouwstijl: vrij sober, maar doeltreffend waarbij eenvoud siert, volgens de kunst van het weglaten met geproportioneerde kubusvormen van de kast, waarbij de houtnerven van het hout spreken.  Zo hebben zijn orgels steeds een vlak frontontwerp (zoals bijv. vele Italiaanse orgels) en hebben ze dus geen torens.  Zo goed als alle van zijn instrumenten hebben sinds 1972 meestal hetzelfde soort trompe-l'oeuil-ornament in het blinderingssnijwerk bovenaan de pijpenvelden.  Het is een economisch goed gevonden ornament, dat visueel een goede indruk geeft en uiteindelijk een typerend kenmerk werd van Collon. 
Typerend zijn ook zijn kleine registertrekkers die hij zelf maakte vanaf 1973, gekopieerd naar een historisch orgel uit 1791 van de orgelbouwer Callido (Italië). 

 

Klankesthetiek

De Nederlandse en Noord-Duitse klankesthetiek, die in de jaren 1960 en 1970 de overhand kreeg in de orgelbouw, was voor Collon uiteindelijk niet doorslaggevend.  Collon noemt zijn instrumenten zelf "barok geïnspireerd", aanvankelijk eerder Duits, maar al snel was Collon meer gefascineerd door de zuidelijke klankesthetiek (Frans, Spaans, Italiaans).   Bij de plaatsing van het orgel in Berchem in 1981 had Collon al een orgel in Frans klassieke stijl gebouwd voor het Conservatorium van Antwerpen (1977).

 

Mits een historische klankoriëntatie slaat Collon in België duidelijk zijn eigen weg in, geïnspireerd door historische en buitenlandse voorbeelden, maar steeds met een heel eigen persoonlijke artistieke stijl en visie.  Heel stijlvolle orgels dus, maar geen stijlkopieën.  Hij hanteerde daarbij de sterktes van de oude historische manier, gecombineerd met een duurzame visie, bijv. door het gebruik van multiplex in de windlade en een vernuftig systeem waarbij de kleppen uit de kleppenkast weer makkelijk ingelijmd kunnen worden.  Collon bouwt zo verder op de kennis en het ambacht van vroeger, maar voegt er eigen kennis, inzichten en accenten aan toe.

Artistiek

Wat de klankgeving van zijn instrumenten betreft intoneerde Patrick Collon al zijn instrumenten zelf en besteedde hij daar de nodige tijd en zorg aan, als een ware kunstenaar die zijn schilderspalet van klankkleuren bovenhaalt.  Hij volgde naar eigen zeggen steeds zijn instinct: hij liet zich inspireren door te luisteren naar wat het instrument zelf en de akoestiek van de ruimte hem vertelde.  In Berchem besteedde hij zo'n 15 dagen werk, enkel en alleen aan het verfijnen van de intonatie (de klankgeving dus) van dit instrument.  

Andere instrumenten

In de regio staat nog een klein instrument in de Sint-Hermeskerk van Ronse (oorspr. een huisorgel in Sint-Amandsberg, 1981) en een zeer inspirerend instrumentje staat in de abdij van Drongen (2002).

Zo goed als identieke instrumenten zoals dat in Berchem vinden we in:

* Gent, Sint Bernadette (Sint-Amandsberg) 1979

* Gbadolite (Kongo) 1980

* Deurne, Sint Jozef 1981

* Aalst, Sint Anna 1983

Volgens de orgelbouwer Collon dateert het orgel in Berchem nog uit zijn "leerperiode".  Toch durven we stellen dat het Collonorgel in Berchem samen met de beide Vierdagorgels in Korsele en de Walburgakerk van Oudenaarde tot de meest inspirerende neobarok (in de positieve zin van het woord) instrumenten van de ruime regio behoren.  Net zoals bijvoorbeeld het orgel in Korsele is het orgel in Berchem eerder klein, maar wel zeer kwalitatief, ambachtelijk en met veel muzikale smaak en karakter.  

Huidige toestand:

 

Degelijk bespeelbaar instrument. 
Anno 2020 kreeg het instrument een algemeen onderhoud door orgelbouwer Stefan Claessens uit Sint-Niklaas.  Registermechanieken werden stiller gemaakt.  De feuter was intussen zo goed als volledig verdwenen door slijtage.  De hevige door loodcorrosie aangetaste afdichtingen in de kleppenkast werden verwijderd en vervangen.  Het kleppenleder werd gereinigd.

In 2022 werden de aangetaste loden gewichten op de tremulant vervangen.  De aangetaste loden gewichten op de balg werden ingepakt.

Het fenomeen van de loodcorrosie is een probleem dat wel vaker voorkomt bij orgels die in de jaren 1980 werden geconstrueerd.  Later stelden vele orgelbouwers (ook Collon) dit probleem vast en voegde men een percentage antimoon en tin toe aan de legering, om minder kans te hebben op de giftige loodoxidatie.  De loden gewichtjes in de kleppenkast zou Collon later niet meer toepassen, maar vervangen door kasjmier.

- Deze website wordt regelmatig bijgewerkt -

Dispositie:  

      

 

 

 

Registertrekkers links:

Mixtuur
Octaaf (2')

Octaaf (4')

Praestant (8')

Registertrekkers rechts:

(tremulant)

Sexquialter

Fluit (4')

Gedekt (8')

Klaviatuur:

 

Bespeling aan de voorzijde (zoals ook bij o.a. Italiaanse orgels)

- 1 manuaal, eiken ondertoetsen belegd met zwart ebben,
ebben boventoetsen belegd met been
- aangehangen pedaal van 30 toetsen in eikenhout (abstracten zijn touwtjes, zoals ook wel in Italië en Spanje)

- Registertrekkers: typische kopie van Collon naar een Callido-orgel (1791) uit Italië

Orgelkast:

 

De sobere kast is modern of 'tijdloos' te noemen, in de goede zin van het woord.  Een bredere bovenkas met vier pijpenvelden staat op een ingesnoerde onderkas waar zich de klaviatuur bevindt.

Naar analogie met bijvoorbeeld vele Italiaanse orgels is het front vlak en is het de schikking van de frontpijpen die voor beweging in het front zorgt, dit mede dankzij een tertsopstelling van de pijpen (ook binnenin het orgel).

Het vlak orgelfront is symmetrisch driedelig met 4 pijpenvelden.  De uiterste pijpenvelden zijn opgevat als vlakke zijtorens en hebben elk 6 frontpijpen die vergroten naar de zijkant toe.  De twee middelste pijpenvelden zijn lager en bevatten elk 7 kleinere frontpijpen, gegroepeerd in tertsopstelling, die door het hoogtespel van de pijpen telkens een piramidale vorm vertonen (grootste pijp in het midden).  De labia van de vier frontpartijen bevinden zich op één horizontale lijn.  De labia verbreden in de zijvelden naar buiten toe, wat een breedtewerking aan de langwerpige orgelkast geeft.  

 

Het trompe-l'oeuil-blinderingswerk boven de pijpen is karakteriserend voor Collon.  Verder is er geen versiering aan de kas.

We vinden dit type orgelfront wel meer terug bij Collon, zoals bijv. in het orgel van Sint-Bernadette in Gent Sint-Amandsberg, dat twee jaar eerder (1979) werd gebouwd.  Quasi identieke fronten vinden we ook in Gbadolite (Kongo) 1980, Sint-Jozef in Deurne (1981) en de Sint-Annakerk in Aalst (1983).

Voormalige orgels in Berchem:

 

Édouard Gregoir schrijft in zijn 'Historique de la facture et des facteurs d'orgue...' dat Pierre-Charles (Pierre II) tussen 1823 en 1846 wijzigingen uitvoerde aan het orgel van Berchem.  Er is sprake van een orgel met twee klavieren en 22 registers.

In 1914 zou O. Reygaert een orgel plaatsen.
Het groot orgel bevatte zes spelen (registers), het Récit expressif bevatte er vijf en het pedaal twee.  De inspeling gebeurde op 10 maart 1914 door M. Van Rechem, organist van de Sint-Walburgakerk in Oudenaarde. (Musica Sacra, 1914, p. 72)

In februari-maart 1935 gebeurde een transformatie met een nieuwe pneumatische tractuur en nieuwe speeltafel door Jules Anneessens. (Musica Sacra, 1935, p. 52)

Dit orgel is volledig verdwenen.

bottom of page