ORGELS in de Vlaamse Ardennen
Een ongekend maar boeiend patrimonium
Orgels in Brakel
HET BRAKELS ORGELPATRIMONIUM IN EEN NOTENDOP
De gemeente Brakel heeft een zeer duidelijk en interessant profiel van de orgelbouw. Vooral de instrumenten van de orgelbouwers van Peteghem uit Gent zijn er sterk vertegenwoordigd, zowel in de 18de als in de 19de eeuw. In Brakel komt ook meermaals de samenwerking tussen de orgelbouwers Van Peteghem en een lokale schrijnwerker voor de (en/of doksaal) tot uiting. Orgelkasten werden omwille van het gildenstelsel doorgaans niet door de orgelmaker zelf gemaakt.
Eveneens vinden we in Brakel een tweetal instrumenten terug die net op een moment van omwenteling van orgelbouwstijl werden gebouwd rond het midden van de 19de-eeuw: van de minder bekende orgelbouwer Frétin waarvan weinig werk bekend is en de iets bekendere orgelbouwer Lovaert uit Nevele.
De postromantische stijl uit het begin van de 20ste eeuw wordt in Brakel vertegenwoordigd door het orgel van de gebroeders Reygaert in Nederbrakel. Tot slot laat de invloed uit de neobarok van de tweede helft van de 20ste eeuw zich voelen in de ombouw van het Stevensorgel in de kapel van de zusters in Nederbrakel door Aertrs&Castrel.
Orgels met een 18de-eeuwse oorsprong
Ca. 1777 plaatste orgelbouwer Pieter van Peteghem een orgel in Nederbrakel. De orgelkast werd er vervaardigd door D. De Staercke in Lodewijk XV-stijl. Het zou niet de eerste keer zijn dat de orgelbouwers Van Peteghem met deze plaatselijke ambachtsman samenwerken. In 1912 werd het orgel vervangen door een nieuw instrument van de gebroeders Reygaert uit Geraardsbergen.
Rond diezelfde periode (1777-1779) vervaardigde dezelfde Pieter van Peteghem een instrument voor de O.-L.-Vrouwkerk van Oudenaarde-Pamele. Toevoeging van een positief (tweede klavier) gebeurde door de gebroeders Pierre-Charles en L.-C. van Peteghem in 1828. In 1886 werd dit instrument vervangen door een instrument van Pierre Schyven en werd het van Peteghemorgel verkocht aan de kerk van Michelbeke waar het tot nu is blijven staan.
Weer enkele jaren later (1785) plaatste zoon L.-B. van Peteghem een orgel in Zegelsem, opnieuw met een orgelkast door Damianus de Staerke (uit Nederbrakel). Het orgel bevindt zich momenteel in een licht getransformeerde toestand met behoud van heel wat historisch materiaal van het origineel instrument. Vooral door een slecht werkende mechaniek, waarbij heel wat toetsen niet meer terugkeren en dus blijven hangen, is het orgel (bij ons bezoek in 2021) onbespeelbaar als instrument. Toch loont het de moeite dit instrument mits een onderhoudsbeurt opnieuw bespeelbaar te maken.
Opnieuw rond diezelfde periode (1786) plaatsten vader Pieter en zoon L.-B. van Peteghem een orgel in Sint-Maria Everbeek (Everbeek-Beneden). Het orgel werd in 1877 getransformeerd door Charles Anneessens uit Geraardsbergen. Mogelijk zijn er in het interbellum ook werken verricht door de gebroeders Reygaert (de 'opvolgers van Charles Anneessens) uit Geraardsbergen. In 2002-2004 restaureerde Dierik Potvlieghe uit Oetingen het instrument naar de originele toestand.
Enkele jaren later (1789) plaatst diezelfde L.-B. van Peteghem een instrument in de kerk van Opbrakel. De orgelkast werd er eveneens door "Dominicus" de Staercke (gevestigd in Nederbrakel) vervaardigd. Kort vóór 1900 transformeerden de orgelbouwers Joris uit Ronse het orgel door het wijzigen van de dispositie, met behoud van de originele windlade, gedeeltelijk originele tractuur en behoud van de oorspronkelijke plaats van de klaviatuur aan de rugzijde. Het orgel is bespeelbaar in deze getransformeerde toestand, maar is dringend aan een onderhouds- en stembeurt toe.
Orgels met een 19de-eeuwse oorsprong
Tussen 1823 en 1846 plaatste Pierre (jr.) van Peteghem (Gent) een orgel in Parike. Het orgel is nog grotendeels origineel, licht getransformeerd.
Rond 1838-1839 plaatst Louis Frétin uit Gent een orgel in de kerk van Steenhuize, dat later verhuist naar Sint-Jozef Everbeek (Everbeek-Boven). In de orgelgeschiedschrijving werd deze link tot nu nooit gelegd: men had het over twee verschillende instrumenten, terwijl het om hetzelfde instrument gaat. Rond 1900 transformeerden de orgelbouwers Joris (volgens naamplaatje) het orgel. Mogelijk hebben ook de gebroeders Reygaert uit Geraardsbergen aan het orgel gewerkt. De transformaties bleken alleszins niet gezond voor het instrument, waardoor het huidige instrument niet optimaal bespeelbaar is. Door de speeltafel voor het orgel te plaatsen is de mechaniek van het klavier allesbehalve aangenaam en soepel. Een reconstructie naar de oorspronkelijke klaviatuur aan de achterzijde van het orgel ware meer dan wenselijk.
Het orgel bevat nog een vijftal oude registers uit 1838. Dit instrument is één van de weinige kerkorgels die Frétin bouwde. Zo bouwde hij ook een instrument voor de kerk in Drongen-Baarle (1836). Wellicht is Frétin gestart als maker van kleine draaiorgels en serinettes. De orgelbouwer Pierre (junior) van Petegem was alleszins geen fan van deze orgelbouwer. In 1840 pende hij in het orgel van de Sint-Walburgakerk in Veurne:
'Desen schoonen orgel was van de Franschen geplundert behalven alles wat hout was, en vernieuwt van pypen door den waele Germain van Yperen in 1809, verders vermoort geweest door de volgende ravaudeurs ofte orgelmoorders, 1° Fretyn (van Nieupoort, perruquier) en actuelen orgelmaker in stof te Brussel, 2° Hostekyn nog een slegteren, 3° Ormet van Gent onkundigste der wroetelaers. (...)'
In 1848 plaatste Leonard Lovaert een orgel in de kerk van Elst. Een orgelkast was reeds aangekocht in 1843. Wijzigingen aan het instrument gebeurden in 1957 door de forma Loncke uit Esen.
In de kapel van de Zusters van Sint-Franciscus in Opbrakel bevond zich tot in 1989 een orgeltje uit de 19de eeuw. Het werd in 1989 in de kapel van het College van Oudenaarde geplaatst. Het orgeltje dateert uit de 19de eeuw. Het heeft een mechanische sleeplade. Het pijpwerk is deels historisch, deels later bijgewerkt.
Door een papiertje in de kleppenkast mogen we er van uitgaan dat de zusters van Brakel rond 1852 de orgelbouwer Leonard Lovaert hebben aangesproken om ofwel een reeds bestaand orgeltje grondig te restaureren ofwel een nieuw orgeltje te bouwen. Een Lovaert-"restauratie" van een reeds bestaand orgel is niet uitgesloten. In de archieven van de zusters is er namelijk reeds in 1833 sprake van een bestaand orgeltje en volgens orgeldeskundige A. Fauconnier uit Zele is er in dit orgel voor Lovaert ongewoon materiaal gebruikt.
Orgels met een 20ste-eeuwse oorsprong
In 1912 plaatsen de gebroeders Reygaert een orgel in de kerk van Nederbrakel, ter vervanging van het voormalige van Peteghemorgel. Rond 2003 werd dit instrument met pneumatisch gestuurde sleepladen gerestaureerd. Het nieuwe front (voordien was er geen front) werd geplaatst door de firma Consultare.
Ook in de kapel van de zusters van het Heilig Hart van Maria in Nederbrakel staat een orgel dat oorspronkelijk door de firma Stevens werd gebouwd, ca. 1930. Het werd in 1971 vernieuwd door de orgelbouwers Aerts en Castrel uit Duffel en op 24 oktober ingehuldigd. De toestand van het orgel was voordien "vervallen en totaal versleten", vooral "geteisterd door de verwarmingsschouw". Met zoveel mogelijk bestanddelen uit het oude instrument, werd een nieuw en verbeterd orgel vervaardigd. Gezien de zeer slechte akoestiek van de kapel werd de vakkennis van de orgelbouwers op de proef gesteld. Het instrument werd in één kast ondergebracht om de klank beter te bundelen. Het orgel omvat één klavier en pedaal met de volgende registers: Monter 8', Bourdon 8', Prestant 4', Fluit 2' en mixtuur III. Het pedaal is aangehangen. De tractuur werd mechanisch (was voordien wellicht pneumatisch of elektrisch?). (bron: website DtBOB, "Inhuldiging van het vernieuwde orgel", MIM, ACO Nederbrakel)