ORGELS in de Vlaamse Ardennen
Een ongekend maar boeiend patrimonium
Het Frétinorgel (1838) in Everbeek Boven
Een zeldzaam orgel van een weinig bekende orgelbouwer
Orgelbouwer: Louis Frétin
Bouwjaar: 1838-1839
Historiek en transformaties:
Rond 1838-1839 plaatst Louis Frétin uit Gent een orgel in de kerk van Steenhuize, dat later verhuist naar Sint-Jozef Everbeek (Everbeek-Boven). In de orgelgeschiedschrijving werd deze link tot nu nooit gelegd: men had het over twee verschillende instrumenten, terwijl het om hetzelfde instrument gaat.
Rond 1900 transformeerden de orgelbouwers Joris (volgens naamplaatje) het orgel. Mogelijk hebben ook de gebroeders Reygaert uit Geraardsbergen aan het orgel gewerkt. De orgelkast werd hierbij iets dieper gemaakt om extra pijpwerk erin te passen. De originele orgelkast is nog goed vast te stellen.
De transformaties bleken alleszins niet gezond voor het instrument, waardoor het huidige instrument niet optimaal bespeelbaar is. Door de speeltafel voor het orgel te plaatsen is de mechaniek van het klavier allesbehalve aangenaam en soepel. Een reconstructie naar de oorspronkelijke klaviatuur aan de achterzijde van het orgel ware meer dan wenselijk.
Huidige toestand:
Het orgel is bij ons bezoek in 2021 min of meer bespeelbaar, maar een kuisbeurt en herstellingswerken door een kundig orgelbouwer dringen zich op om verder verval te voorkomen. Zo is er één registertrekker van een achtvoets strijker verdwenen, waardoor dit register voortdurend meeklinkt.
In de kast liggen ook enkele omver gevallen orgelpijpen.
Waardebepaling:
Het orgel bevat nog een vijftal oude registers uit ca. 1850. Dit instrument is één van de weinige kerkorgels die Frétin bouwde. Zo bouwde hij ook een instrument voor de kerk in Drongen-Baarle (1836). Wellicht is Frétin gestart als maker van kleine draaiorgels en serinettes. De orgelbouwer Pierre (junior) van Petegem was alleszins geen fan van deze orgelbouwer. In 1840 pende hij in het orgel van de Sint-Walburgakerk in Veurne:
'Desen schoonen orgel was van de Franschen geplundert behalven alles wat hout was, en vernieuwt van pypen door den waele Germain van Yperen in 1809, verders vermoort geweest door de volgende ravaudeurs ofte orgelmoorders, 1° Fretyn (van Nieupoort, perruquier) en actuelen orgelmaker in stof te Brussel, 2° Hostekyn nog een slegteren, 3° Ormet van Gent onkundigste der wroetelaers. (...)'
Orgelkast:
De orgelkast vertoont sterke gelijkenissen met de eerste sobere classicistische orgelkasten van de tijdgenoot orgelbouwer François-Bernard Loret: een blokvormige orgelkast met twee torens en een breed middenveld. We vinden dit orgelfronttype van François-Bernard Loret o.m. in Bollebeek (ca. 1835), Sint-Blasius-Boekel (ca. 1835), Dormaal (ca. 1840), Upigny (ca. 1840), etc. Maar ook een Pierre jr. van Peteghem bouwde dergelijk fronttype (Sint-Joris-ten-Distel Beernem, 1832).
Het gebogen middenveld wordt bekroond door een uurwerk. Beide zijtorens waarbij twee zuilen de frontpijpen flankeren worden bekroond met enkele potten. In de torens bevinden zich telkens vijf frontpijpen. Alle frontpijpen zijn houten sierpijpen en spreken dus niet. De voet van deze houten pijpen is in een koperkleur geschilderd. De labia van het middenveld vormen een omgekeerde V als spiegelbeeld t.o.v. de gebogen bovenlijst.
Klaviatuur:
De oorspronkelijke klaviatuur bevond zich aan de rugzijde van het orgel.
Een nieuwe speeltafel werd vóór het orgel geplaatst. Dit klavier heeft een bijzonder onaangenaam zwaar toucher. Het ware wenselijk dat de oorspronkelijke klaviatuur aan de rugzijde wordt gereconstrueerd.
De speeltafel is gesigneerd met een naamplaatje: "Joris Frères Facteur d'orgues Renaix (Belgique)
Huidige dispositie:
De registertrekkers bevinden zich op een horizontale rij links en rechts van het klavier.
Bas 32
Fluit 4
Voix celeste
Prestant 2
Bourdon bas 16
Tuba 8
Trompette
Bourdon 8
Prestant 4
Salucion (sic.) (verdwenen trekker)
Prestant 8