

ORGELS in de Vlaamse Ardennen
Een ongekend maar boeiend patrimonium
Het kleinste en meest recent gebouwde orgel van Oudenaarde bevond zich tot 2024 in Welden. Dit betreft een kistorgel, ook wel positieforgel genoemd. Dankzij opzoekingswerk weten we nu ook meer over het voormalige pijporgel dat ooit in Welden stond. Dit verdwenen instrument zou wel eens het eerste werk kunnen zij geweest van de regionale orgelbouwer Petrus Haelvoet, die in 1855 een uniek en zeer waardevol instrument bouwde in het naburige Nederzwalm. Onderaan deze pagina lees je meer over dit voormalige orgel.
RAAR MAAR WAAR...
In 2024 besloot de kerkraad dat het nieuwgebouwde instrument na bijna drie decennia dienst, moest verdwijnen ten gunste van een ouder elektronisch orgel, dat qua duurzaamheid nooit zal tippen aan het ambachtelijk gemaakte pijporgel.
Orgelbouwer:
Bouwjaar:
Leopold Lombaerts (Meerbeke)
1996
Dispositie:
Pijpwerk:
Orgeltype:
Registertrekkers links van het klavier:
Gedekt 8' bas
Roerfluit 4' bas
Octaaf 2' bas
Aangehangen pedaal (30 tonen)
Registertrekkers rechts van het klavier:
Gedekt 8' sup
Roerfluit 4' sup
Octaaf 2' sup
Kwint 1 1/3' sup
- Gedekt 8' Bas en Super - 56 pijpen
De 12 grootste zijn in eikenhout. De volgende zijn gedekten in 35 % tin en 65 % lood. De stoppen zijn afgedicht met vilt.
- Roerfluit 4' Bas en Super - 56 pijpen
De 44 grootste pijpen zijn gedekten met roer. De stoppen zijn afgedicht met vilt. De 12 kleinste pijpen zijn open. Alle pijpen in 35 % tin en 65 % loodlegering.
- Octaaf 2' Bas en Super - 56 pijpen
56 pijpen in 35 % tin en 65 % loodlegering
- Kwint 2 2/3 - Super
31 open pijpen in 35 % tin en 65 % loodlegering
Kistorgel of positief (cfr. Latijn: ponere = plaatsen / positum = geplaatst): een verplaatsbaar orgel
Positieven zijn meestal kleine orgels voor de begeleiding van het koor, soms zelfs voor de volledige kerk, zoals hier in Welden. Veel van deze instrumenten worden in kistvorm ('kistorgel', meestal een huisorgel) gebouwd. Dergelijk instrument wordt meestal in de nabijheid van de altaarruimte gezet. Het kan nooit het grote orgel in de kerk 'vervangen', omwille van zijn geringe klanksterkte.
Het positief bestond reeds in de middeleeuwen. Aanvankelijk werden in de middeleeuwen kleine draagbare 'portatieven' (Latijn: portare = dragen) gebruikt in processies en muzikale optochten. 'Positieven' of verplaatsbare kistorgels werden bij om het even welk altaar geplaatst om muziek te spelen voor en na de eredienst. Het 'grote orgel' van de kerk was aan de muur opgehangen in een nestvormig dokaal ('zwaluwnestorgel'), of bevond zich links op een doksaal tussen koor en schip van de kerk.
In de 20ste eeuw wordt het positief ook wel gebruikt bij concertante uitvoeringen als continuo-instrument (=begeleidend basinstrument). Dat is eigenlijk een vertekening van de historische werkelijkheid. De continuo werd historisch gezien op het groot orgel gespeeld.
Toestand:
Een gemiste kans?
Hoewel het een relatief recent gebouwd instrument betreft, was de toestand ervan in 2020 verre van optimaal. Toch had een gerichte optimalisatie het orgel aanzienlijk kunnen verbeteren en generaties lang kunnen laten meegaan.
Het orgel was wel bespeelbaar, maar het klankresultaat liet te wensen over, onder andere door een zwakke intonatie, een beperkte klankuitstraling en een probleem van hangers. Dit laatste werd mede veroorzaakt wordt door gevaarlijk gecorrodeerde loden afdichtingen in de kleppenkast.
De klankuitstraling was nooit optimaal, aangezien er bij de constructie te weinig klankgaten werden voorzien. Hierdoor heeft de organist slechts een beperkt beeld van wat het orgel voortbrengt, omdat de deurtjes zich aan de andere kant van het instrument bevinden.
De intonatie van de orgelpijpen was vanaf de bouw zeer zwak. Een herintonatie ware zeer wenselijk om een levendigere klank te verkrijgen. Bovendien werd bij de constructie geen blaasbalg voorzien, waardoor de wind onrustig door de pijpen blaast.
Als afdichtingen in de kleppenkast werden loodjes gebruikt, die intussen volledig gecorrodeerd en dus zeer giftig zijn. Deze corrosie veroorzaakt mede dat sommige toetsen wel eens blijven hangen. Het verwijderen van deze giftige gecorrodeerde loden gewichtjes bleek dan ook een essentiële stap bij een toekomstig onderhoud.
In 2020 werden in de discant van de Gedekt 8' en de Octaaf 2' enkele proeven gedaan voor een herintonatie. De resultaten waren alvast veelbelovend: alleen al het openen van de voetopeningen van de pijpen bracht reeds een groot verschil. Een verfijnde herintonatie ware echter zeer wenselijk. Orgelbouwer Stefan Claessens uit Sint-Niklaas deed dan ook enkele voorstellen om dit instrument te optimaliseren.
Een gemiste kans voor muzikaal erfgoed
In plaats van actief werk te maken van de optimalisatie en het behoud van een ambachtelijk gebouwd instrument, koos de kerkraad ervoor om in 2024 een verouderd elektronisch orgel aan te schaffen en het Lombaertsorgel te laten verwijderen - een keuze die noch duurzaam, noch kwalitatief te noemen is.
Het elektronische Johannus-orgel, dat ironisch genoeg zelfs ouder is dan het ambachtelijke Lombaertsorgel, zal het kistorgel op geen enkel vlak kunnen evenaren. Waar een pijporgel generaties lang standhoudt en met de juise zorg zelfs eeuwen kan overleven, heeft een elektronisch orgel een veel kortere levensduur en verliest het met de tijd zijn muzikale waarde.
In plaats van een toekomstgerichte investering te doen, werd gekozen voor een tijdelijke, inferieure oplossing - een keuze die niet alleen het ambachtelijke karakter van het orgel ondermijnt, maar ook de kans op muzikaal erfgoed verspilt.











- Deze website wordt regelmatig bijgewerkt -
Voormalig orgel
Dankzij (niet gepubliceerd) opzoekingswerk door organologen Ghislain Potvlieghe en Patrick Roose in de kerkarchieven weten we dat er een orgel heeft gestaan in de kerk van Welden. Het blijkt dat er minstens reeds van in 1845 een orgel aanwezig was.
Hieronder de beperkte gegevens die we hebben. Het zijn voor zover we weten, de eerste werkzaamheden van de orgelbouwer Petrus Haelvoet die wellicht zijn enige orgel nieuw bouwde in Nederzwalm.
In 1845 gebeurt er in Welden een stembeurt aan het orgel door De Schamphelaere. Deze naam komt wel meermaals voor, o.a. als orgelklavierbouwer. De klavieren die we aantreffen in het Petrus Haelvoetorgel van Nederzwalm (1855), lijken ook wel van zijn makelij. Het lijkt dus aannemelijk dat orgelbouwer Petrus Haelvoet en De Schamphelaere elkaar ontmoet hebben. Welden en Nederzwalm liggen ook aangrenzend bij elkaar. Vanuit Haelvoet zijn woonplaats in Kerkhove bezien, is Nederzwalm de volgende halte stroomafwaarts langs de Schelde, na het dorpje Welden.
Dagblad van ontvangsten en uytgaven der Kerkfabriek van Welden
- 6 july 1844 (tot 1896)
1845. Betaeld aan Petrus de Schamphelaere, vurste
over t’stellen orgel, 18,00 fr.
1852 3 8bre. Betaeld aan Petrus de Visscher over leveringe van hout, en dagloon aen de vensters van den onderpastor, noch aen andere vensters, Capelleken, orgel enz. 32,56 fr.
1853 3 7bre. Betaeld op de 27 Augusty aen Petrus haelvoet orgelmaeker te Kerkhove, over stellen de orgel, verfoelden der pijpen leveren een klawier 129,50 fr.
1856, reparatie 7,2 fr Petrus Haelvoet
1858, onderhoud 5 fr Petrus Haelvoet
1859, erstelling 15,25 fr Petrus Haelvoet
1860, stellen d'orgel 10 fr Petrus Haelvoet
1862, stellen d'orgel 10 fr Petrus Haelvoet
1865, 5 9bre. reparatie aen de orgel, 16 fr Petrus Haelvoet
Liber Memorialis
1874 xbre betaald voor orgelkas, schildering en meubels 1000,00 (anoniem)
1875, 2de betaling (anoniem)
In 1940 werd het orgel als onherstelbaar beschouwd en vervolgens afgebroken. Dat blijkt uit volgende handgeschreven brief, aan Gh. Potvlieghe (toen in functie als wetenschappelijk medewerker bij de Rijksdienst voor Monumenten- en Landschapszorg, Brussel). De schrijver, Fernand Van Yperzeele, directeur van de Zrs. Apostolinnen in De Pinte, was een voormalige pastoor van Welden.
De Pinte 27 - 7 - 1972
Mynheer,
Het gaat over het orgel van Welden.
Inderdaad onder de oorlog van 1940 is het orgel verdwenen.
Myn koster hield van mooi zingen en beschikte over een flink koor.
Hy kon geen zuiver tonen uit het orgel meer krijgen. Ik zocht naar een orgelmaker uit de streek van Appelterre, geloof ik om het na te zien. Hy zette het open en riep uit "Wat vernieler heeft hierin gezeten! Al de tinnen fluiten waren er uit verdwenen. Op mijn antwoord om het te herstellen zei hij "alles kan hersteld worden, maar dat gaat enorm veel geld kosten en onder de oorlog moeilijk om vinden.
Ik koch een harmonium maar na enige tyd kwam de koster my lastig vallen daar het hoogzaal nu te klein was; hy kon zijn gemengd koor moeilijk opstellen. Eerst gaf ik niet toe maar op de duur liet ik het afbreken. Het buffet was trouwens zeer versleten. De afval bracht men in de pastorij en de koster kreeg de speeltafel om zijn harmonium en piano te herstellen.
Zeer hoogachtend
F. Van Iperzeele
De Pinte