top of page

Orgelbouwers in de Vlaamse Ardennen

 

 

In dit onderdeel worden enkel de orgels vermeld waarover reeds een pagina werd gemaakt.

- Deze website wordt regelmatig bijgewerkt -

Ontdek op deze pagina welke orgelbouwers er werkzaam waren in de streek van de Vlaamse Ardennen.  Allereerst maak je kennis met twee regionale orgelbouwers met twee unieke instrumenten.  Verderop vind je alle instrumenten terug waarvan een pagina op deze website beschikbaar is, alfabetisch gerangschikt per orgelbouwer.  Klik op de onderlijnde plaatsnamen om naar de pagina van het orgel te gaan.

Zoek je liever instrumenten per eeuw, ga dan naar deze pagina.

Twee regionale orgelbouwers, met twee unieke instrumenten:

 

Petrus Haelvoet (Kerkhove, 1829 - Oudenaarde, 1900)
Petrus Haelvoet werd pas ontdekt bijna een eeuw na zijn dood, dit door een systematisch onderzoek van de orgels in Oost-Vlaanderen.
Van hem staat nog een uniek (wellicht het enige nog bestaande?) instrument in Nederzwalm (1855).  Hiernaast een foto van een inscriptie in de windlade.  Hij bouwde dit orgel op een leeftijd van 26 jaar.  De technische perfectie van alle delen van dit instrument maken het bijna onmogelijk te veronderstellen dat hij autodidact zou geweest zijn.  In 1855 was zijn perfectie reeds op een hoger niveau dan dat van de meest opgeleide orgelmakers in onze streken.

Voordien werkte hij in 1853 aan het orgel van Welden.

In 1871 werkte hij aan het Van Peteghemorgel in Outrijve dat voordien in Ouwegem stond tot ca. 1867.

In 1874 vestigde hij zich in Oudenaarde.
Rond ca. 1880 (ver)bouwde hij mogelijks een orgel in de kerk van Munkzwalm (is nu verdwenen).
Hij werkte ook aan het orgel van Mater (1880) (nieuw klavier, nieuwe blaasbalg, nieuwe registers: Bourdon 16, Viole de Gamba 8, flûte harmonique, ...) en Rozebeke (1882), waar hij een Cornet en een Haut-bois toevoegde.

 

Jacobus Hubeau (& zoon Francis)

Van Jacobus Hubeau, een smid uit Nukerke, blijft momenteel nog het unieke orgel van Volkegem over.  Toch duikt deze orgelbouwer ook op enkele andere plaatsen in de regio op.

- In 1806 stelt en herstelt Jacobus Hubeau het orgel van Maarke, dat aangekocht werd van de parochiekerk van Geraardsbergen.

- In 1815 koopt de kerk van Ename een orgel van J. Hubeau voor 500 gulden.  Of hij dit orgel ook zelf bouwde, weten we niet.

- Reeds in 1812 staat er een Hubeau-orgel (dat 100 gulden gekost had) in Volkegem.  In 1821-1822 bouwt Jacobus Hubeau met zijn zoon een nieuw orgel voor Volkegem voor 350 gulden en 12,197 gulden voor de zoon.  Het kleine orgel dat hij in 1812 plaatste neemt hij terug.  In 1824 koopt de protestantse kerk van  het naburige Korsele het kleine orgel van Volkegem.  Het doet er dienst tot 1853.

Andere orgelbouwers, alfabetisch gerangschikt:

 

fam. Anneessens

De familie Anneessens was bijna anderhalve eeuw actief als orgelmakers (1830-1976).  In 1830 werd het familiebedrijf Anneessens in Ninove opgericht door Pieter-Hubertus Anneessens (1810-1888), afkomstig uit Londerzeel.  Zijn bouwstijl gaat nog uit van een classicistisch orgeltype, als een overgangstype naar de romantiek toe.
Zijn zoon, Charles Anneessens (1835-1903), gaat de industriële weg op.  Hij vestigt zich te Geraardsbergen, waar hij een fabriek voor orgels, harmoniums en piano's opstartte.  In 1893 vestigt hij zich te Menen en zijn Franse tweelinggemeente Halluin.

Zijn drie zonen, Paul, Oscar en Jules bleven actief in het bedrijf tot aan zijn dood in 1903.  Vanaf dan zetten twee zonen de bouwactiviteiten van hun vader verder.  
Oscar (1873-1944) begint voor zichzelf in Kortrijk.
De jongste zoon, Jules (1876-1956), neemt het bedrijf van zijn vader in Menen over. Door heel wat bestellingen uit de Italiaanse hoofdstad Rome mag hij zich officieel 'Leverancier van de Paus' noemen.  Zijn instrumenten getuigen van een laatromantische cultuur, die door de beperkte uitbouw van de instrumenten gedateerd overkomt, maar toch gekenmerkt blijft door een warm aandoend klankenpalet.  Jules, aanvankelijk de man van de internationale betrekkingen, werd na WO I een erg lokale bouwer.
Vanaf 1948 zal zijn zoon, Paul II (1917-1976) de firma verderzetten tot in de jaren 1970.  Zijn meestal neobarokke instrumenten getuigen van een zeer persoonlijke opvatting van het orgel.
Na het plotse overlijden van Paul in 1976 werd het atelier overgenomen door orgelmaker Piet Andriessen (°1922).  Zijn zoon Paul (°1961) volgde zijn vader op.  
Het bedrijf is nu nog steeds gevestigd in Menen.

 

Van Charles Anneessens vinden we in de streek enkele van zijn eerste instrumenten in Leupegem en Ouwegem, beide niet meer bespeelbaar.

1866: Leupegem (Oudenaarde), Charles
1867: Ouwegem (Zingem), Charles

1871: Nederename (Oudenaarde), Charles

1872: Kerselare kapel (Oudenaarde), Charles

1936: College Oudenaarde (nu in Beveren), Jules

1938: Elsegem (Wortegem-Petegem), Jules

1943: Eine (Oudenaarde), Jules

1942-1971: Nederename (Oudenaarde), Jules & Paul
1947: Edelare (Oudenaarde), Jules

1963: Mater (Oudenaarde), Paul

 

Bourguignon, Constant

Constantinus Bourguignon (Overboelare,1869 - Eeklo,1952) volgde een opleiding muziekinstrumentenbouw vanaf zevenjarige leeftijd in het bedrijf van Charles Anneessens in Geraardsbergen.  Wanneer Anneessens in 1893 uit Geraardsbergen vertrekt, gaat Bourguignon een korte tijd in de leer in het atelier Beyer aan de Vlaanderenstraat in Gent.  Wellicht rond 1896 start Bourguignon zijn eigen zaak in Overboelare bij Geraardsbergen.  Hij legt zich vooral toe op de bouw van harmoniums.  Hij vestigt zich in 1899 ter gelegenheid van zijn huwelijk, als 'orgelmaker' in Geraardsbergen.  Zijn buffetpiano's signeert hij, maar zijn gebouwd door de Berlijnse pianobouwer J. Günther.  Hij is ook actief in de kerkorgelbouw.  In St-Kornelis-Horebeke vervangt hij de tongen van het trompetregister.

1899-1900: Sint-Kornelis-Horebeke

 

Cacheux, Corneille
De orgelmaker Corneille Cacheux (°Cambrai,1687 - † Arras, 1738) was werkzaam zowel in Frans- als Belgisch-Vlaanderen.  Van deze orgelmaker, die in 1728 schreef dat hij aan zijn 46ste werk bezig was, zijn nog maar weinig werken bekend.  
 

1720-1738 (?): Lozer (Kruishoutem)

 

Cloetens, Georges
Georges Cloetens (Brussel, 1870 - Brussel, 1949) leerde het orgelbouwersvak bij Pierre Schyven in Elsene.  Hij zocht voortdurend naar nieuwe systemen en nam daarop talloze patenten.


1912: Sint-Walburga Oudenaarde

 

Collon, Patrick

Patrick Collon (°1942) kreeg een opleiding als orgelbouwer in Oostenrijk en Duitsland.  In 1966 vestigde hij zich als zelfstandig orgelbouwer in Brussel.  Vanaf ca. 1980 is de firmanaam Manufacture d'Orgues de Bruxelles.  Collon kan beschouwd worden als een belangrijk vertegenwoordiger van de orgelbouwtrend in de jaren zestig van vorige eeuw: het neobarok-orgeltype met Duitse en later Iberische invloeden, evoluerend tot een eigen stijl.  Het neobarok-orgeltype was ontstaan als reactie op het neoklassieke orgel , vaak pneumatisch of elektrisch.  In 2013 had hij een werkenlijst van 141 orgels, meestal nieuwbouwinstrumenten, waarvan meer dan 60 voor het buitenland waren bestemd.  Hiermee is hij ongetwijfeld de productiefste orgelbouwer in België van de tweede helft van de 20ste eeuw.

1978: Ronse Sint-Hermes

1981: Berchem (Kluisbergen)

Daem, Leon & Gustaaf (Gustave)
Orgelbouwer Leon Daem (1871-1941) werd opgeleid in het atelier Anneessens te Geraardsbergen.  Na het vertrek van Anneessens naar Menen vestigde Daem zich als zelfstandig orgelbouwer in zijn geboortedorp Appelterre (bij Ninove). 
De firmanaam komt voor als "Daem-De Vis" (naam van zijn echtgenote).  

Vaak is er ook sprake van de "gebroeders Daem".  

In Heurne komen we Leons broer Gustaaf († april 1930) tegen die er een orgel plaatste in de maand voor zijn overlijden.  Het orgel voldeed echter niet, en werd in 1933 door broer Leon vernieuwd.  Het is één van de zeldzame expliciete vermeldingen van de naam van Gustaaf Daem en misschien wel zijn enige "eigen werk", maar blijkbaar met niet zo veel succes.
André Daem (°30/04/1920 - †10/02/2005), zoon van Leon, heeft na het overlijden van zijn vader nog deeltijds als orgelstemmer gewerkt tot rond 1962.

1907 Meilegem (Zwalm)
1910-11 Wannegem (Kruishoutem)
1930 Heurne (Oudenaarde)

1943 Sint-Blasius-Boekel (Zwalm)

 

Davit, Gilliam
Gilliam Davit ( ? - 1749) is vooral bekend als eerste leermeester van Pieter Van Peteghem, een van de schitterendste orgelmakers in de Zuid-Nederlandse orgelbouwgeschiedenis.  Als orgelmaker was hij gevestigd in Antwerpen. Van Davits werk rest ons bitter weinig: enkel het orgel van Houtem (Vilvoorde), voordien in Merksem en het orgel afkomstig uit Hemiksem dat momenteel in de kloosterkerk van Velzeke staat.  Hij was actief in Vlaanderen, alsook in Noord-Brabant.
1715-1720 Hemiksem - 1779-1794 Velzeke (Zottegem)

 

de la Hayes, Louis (II)
Na de dood van J-B Forceville domineerden de families De la Haye en Van Peteghem de periode van de late barok en van het rococo in de Zuidelijke Nederlanden.  
Over het geslacht de la Hayes (alias Delhaye) dat gedurende verschillende generaties in ons land werkte, is weinig bekend.  De familie De la Hayes was afkomstig van Henegouwen.  Naar het einde van de 18de eeuw toe werd de naam De la Haye geleidelijk aan omgevormd tot Delhaye.
Op de naam van de De la Hayes staan een tweehonderd instrumenten.  Weinig instrumenten van De la Hayes bleven tot op heden bewaard, in tegenstelling tot heel wat werken en belangrijke resten van Van Peteghem.  
Louis (II) (Chièvres, 1696 - Antwerpen,1781) leerde het vak bij zijn vader Louis (I). Deze zoon is van grotere betekenis geweest dan zijn vader.  Rond 1725 verhuisde hij naar Antwerpen waar hij een eigen atelier startte.

 

1727: Maarke (Maarkedal)

Delmotte, Georges

Georges Delmotte (1925-1992) is reeds de vierde generatie orgelbouwers in de familie.  Hij begon op 21-jarige leeftijd (1946) te werken in de ateliers van de familie.  Na in de sporen van zijn vader verder gewerkt te hebben in het elektro-pneumatisch systeem, herintroduceert hij vanaf 1975 het pure mechanische orgel (bijv. Mont-sus-Marchienne Haies).  Voor zijn grotere instrumenten combineert hij de voordelen van het mechanische toucher met die van de elektrische registratie (Récollets in Nijvel, Saint-Quentin in Doornik).  In de laatste jaren voor zijn onverwacht overlijden (1992) initieert Georges twee van zijn neven, Guy Seghers en Denys Delporte, in de orgelbouw, zodat zij het atelier kunnen verderzetten.  Het familiebedrijf wordt nu nog steeds geleid door Etienne Delmotte, zoon van Georges.

1961: Ronse Sint-Antonius van Padua
1970/1978: Heurne (Oudenaarde)

 

De Volder

1817: Baaigem (Gavere)

Hooghuys, Louis-Benoît

De evolutie die Louis-Benoît doormaake was die van een versoberend classicisme, met een voorzichtig proeven van de preromantiek.  Zijn restauratieactiviteiten en samenwerking met de Brugse neogotiekers hebben invloed gehad op zijn klankidioom (Vivenkapelle, Brugge Sint-Gillis, Loppem, ...).

1857: Zulzeke

1876: (Wannegem-)Lede

 

Gebr. Joris, François & Joseph
Joseph en François leerden de stiel in de fabriek van Charles Anneessens. Ze vestigden zich ca. 1898 zelfstandig als "Gebroeders Joris" in Ronse.  Mogelijks heeft dit te maken met het feit dat Charles Anneessens in 1890 zijn hele bedrijf in Geraardsbergen opdoekte en naar Menen verhuisde.  Rond 1905 keerde Joseph terug naar zijn geboorteplaats Zichem en richtte er een eigen atelier op.  François bleef in Ronse en later werkten zijn twee zoons Edmond en Georges samen met hun vader.
Meer info: 
http://ronse-door-de-eeuwen.webnode.be/gebroeders-joris-orgelmakers-te-ronse/​

 

1898: Ronse Sint-Martinus

1900-1911: Volkegem (Oudenaarde)
1902: Sint-Denijs-Boekel (Zwalm)

1904: Ronse kapel Sint-Antoniuscollege

1909-1910: Zingem
1910: Ename (Oudenaarde) (verdwenen)

voor 1911: Edelare (Oudenaarde)

1912: Ronse Sint-Hermes

1923: Semmerzake (Gavere)

begin 20ste eeuw: Melden (Oudenaarde)

Kapel in Opbrakel (nu in Kapel College Oudenaarde)

 

Laureys

Strijpen (Zottegem)

 

Loncke

1963: Roborst (Zwalm)
1965: Ooike (Wortegem-Petegem)

Lombaerts, Leopold

1996: Welden (Oudenaarde)

ca. 1980-1990: Ronse, Sancta Maria benedenkapel

 

Gebr. Loret, François-Bernard & Hippolyte
De gebroeders François-Bernard en Hippolyte Loret werden door hun vader Jean-Joseph-Antoine opgeleid tot orgelmaker.  Daar waren de tradities van het late rococo nog levendig.  Beide broers zullen zoeken naar nieuwe gedifferentieerde orgelklanken.  Ze scharnieren tussen de periode van het late rococo en de stijl van de nieuwlichters die men gewoonlijk 'romantisch' noemt.  Duidelijk schatplichtig aan het late rococo, zoeken ze naar een nieuw grondtonig en romantisch kleurenpalet. Hun zoekende natuur blijkt ook uit de introductie in de orgelbouw van o.m. het 'Mechels tin', een nieuw soort metaal (een legering van tin en zink).
Van François-Bernard (1808-1877) is zijn vroegst bekende werk het orgel van Uitbergen (Berlare) in 1832.  Zijn tweede was, voor zover bekend, in Bassevelde (Assenede) in 1834.  Daar vond hij zijn echtgenote Adelaïde Vermeersch, met wie hij zich in Sint-Niklaas vestigde.  Zijn jonge schoonbroer, Henri Vermeersch (1815-1886) kwam bij hem werken van 1834 tot 1839. Rond de jaarwisseling 1845-46 verhuist François-Bernard zijn atelier naar Mechelen.  François ontwikkelde zich in Mechelen niet in de 'orkestrale' richting, maar voornamelijk in de classicistisch-romantische stijl.  Hij zocht naar vernieuwingen, verbeteringen of vereenvoudigingen in de orgelbouw. Hij is auteur van meerdere theoretische tractaten en opiniestukken betreffende de orgelbouw.  Zijn hele werkwijze was industrieel, bijvoorbeeld door pijpwerk uniform en op voorraad te maken.  Hij kon kant en klare orgels vanuit het atelier verkopen tegen scherpe prijzen, in sobere vlakke kassen, maar desgewenst met prachtige neo-barokke fronten.
Zijn broer Hippolyte (1810-1879) vestigt zich als orgelbouwer in Brussel.  Hij bouwt enerzijds traditionele instrumenten, anderzijds uitgesproken vernieuwende orgels. Hij ondervindt veel tegenstand van conservatoriumdirecteur Joseph Fétis en verhuist uiteindelijk naar Frankrijk.

 

1835: Sint-Blasius-Boekel (Zwalm) F.-B. Loret
1837-1939: Mater (Oudenaarde) H. Loret

1850: Moregem (Wortegem-Petegem) (oorspr. in Kalfort bij Puurs) F.-B.

 

Lovaert, Leonard
Leo Lovaert (Nevele, 1802 - Gent, 1872) was zoon van een smid in Nevele.  Waarschijnlijk heeft zijn Leonard het atelier van smidse omgeschakeld naar schrijnwerkerij.  Reeds in 1823 wordt Leonard vermeld als orgelbouwer.  Bij zijn huwelijk in 1828 staat Leonard echter nog als "schrijnwerker" geboekt.  In 1833 voltooit hij zijn eerste orgel in Markegem (Dentergem).  Mogelijks heeft vader Clément in zijn laatste levensjaren zijn zoon-orgelmaker nog wat bijgestaan.  In 1852 vestigt Leonard zich in Gent.
"Traditioneel qua disponering, pijpwerk en orgelkast, experimenteerde hij met de pneumatische tractuur.  De Lovaerts hebben op een originele wijze het rococo ontwikkeld tot preromantiek: hun orgels treffen door fluwelen labialen en vurige tongwerken." (Ghislain Potvlieghe)


1852: Kapel in Opbrakel (nu in Kapel College Oudenaarde)

1855: Grotenberge (Zottegem)

 

Mahauden, Edmond Leon

1931: Sint-Maria-Horebeke

 

Merklin & Schütze

1853: Sint-Maria-Horebeke

 

Gebr. Reygaert, Josephus & Oscar

De gebroeders Reygaert, Josephus (1873-1964) en Oscar (1874-1932) waren op vrij jonge leeftijd tewerkgesteld bij orgelbouwer Charles Anneessens in Geraardsbergen, hun geboortestad.  Hun eigen bedrijf vestigen ze in de oude werkplaatsen waar Charles Anneessens orgels vervaardigt.  Hun eerste onafhankelijke activiteiten situeren zich rond 1902.  Hun orgelbouwkundige visie sluit perfect aan bij deze van hun leermeester Charles Anneessens, die in 1903 overlijdt.  

1912: Beerlegem (Zwalm)
1925: Bevere (Oudenaarde)
1930: Sint-Maria-Latem (Zwalm)
1931: Zottegem

1951: Mullem (Oudenaarde)
 

Schyven Pierre & zonen

De Brusselaar Pierre Schyven (1827-1916) werkte aanvankelijk als bedrijfsleider in het atelier van de Duitse orgelmakerszoon Jozef Merklin.  Eens Merklin zich uit de zaak heeft teruggetrokken, zal Schyven instrumenten weten te realiseren die tot het beste van de Belgische romantiek behoren.  
Zijn zoon François (1856-1927) werd in 1878 vennoot van het bedrijf.  Vader Pierre ging op rust in 1905 en François hield het bedrijf nog enkele jaren draaiend.  Pierre Jean Joseph (1878-1937?) werkte vermoedelijk steeds in het bedrijf van zijn vader en veel oudere broer.

ca. 1885: Ronse voormalig klooster der Zusters van liefde

ca. 1886: Pamele (Oudenaarde)

1896: Ronse Sint-Hermes
1898: Huise (Zingem)

1922: Petegem (Wortegem-Petegem)

Stevens 

1933: Ronse Sint-Hermes

1942: Ronse Sancta Maria bovenkapel
1955: Nukerke

 

Thunus, Aloïs
Aloïs Thunus (1911-1993) was blind, hetgeen hem niet belette het gecompliceerde orgelbouwersvak uit te oefenen met behulp van enkele medewerkers. Zijn zoon Albéric nam in 1979 de leiding van het bedrijf.

1962: Ronse, De Klijpe O.-L.-Vrouw van Bijstand

Van de Loo, Victor en Zoon

1ste helft 20ste eeuw: Marolle Kruishoutem

 

Van Dinter, Pieter Adam Hubertus

Pieter Adam Van Dinter (1808-1887) is de belangrijkste vertegenwoordiger van dit orgelbouwersgeslacht, dat tijdens de 19de eeuw vooral in Limburg actief was.  Hij vestigt zich rond 1840 in Sint-Truiden.  Zijn eerste zelfstandige activiteiten in België dateren uit dat jaar.  Van 1847 tot 1857 was zijn atelier in Tienen gevestigd, nadien in Maaseik.
Hoewel we hier en daar romantische elementen bespeuren, kan men Van Dinters instrumenten als classicistisch beschouwen: in tegenstelling tot die van zijn tijdgenoten, klinken Van Dinters instrumenten nog op en top 18de eeuws. 

ca. 1865: Rozebeke (Zwalm)

 

Van Houtte, Charles-Louis

1849: Moregem (Wortegem-Petegem)

fam. Van Peteghem

De Van Peteghems kan men beschouwen als de bekroning van het Vlaamse rococo in de orgelbouwkunst.  Tot diep in de 19de eeuw beïnvloedden ze gans de zuidelijke Nederlanden.  De familie Van Peteghem waren vier generaties lang actief als orgelbouwer.  Van rococo tot classicisme en een voorzichtig begin van romantiek. Blijkbaar deed de romantiek hen struikelen rond het midden van de 19de eeuw.
Vooral Oost-Vlaanderen draagt nu nog steeds een weliswaar gehavende maar onbetwistbare signatuur van de Van Peteghems.
Pieter Van Peteghem, de grondlegger van de orgelmakerdynastie, werd geboren in Wetteren, waar hij opgroeide in de herberg van zijn vader.  Toen de orgelbouwer Gilliam Davit in 1722 een orgel opbouwde in Wetteren, logeerde hij in die herberg.  De veertienjarige Pieter mocht met hem mee en al snel was hij gebeten door het vak.  Na een leertijd bij Davit zou hij zich verder bekwaamd hebben bij J.B. Forceville in Brussel. In 1732 begon Pieter zijn eigen bedrijf in Gent.


1741: Ouwegem (sinds ca. 1867 in Outrijve (Avelgem))

1753: Kruishoutem
1767: Zingem

ca. 1770: Ename (Oudenaarde) (verdwenen)

1774: Nokere (Kruishoutem)

1776-1778: Pamele (Oudenaarde) (nu in Michelbeke)

1777: Sint-Kornelis-Horebeke

1780: Zottegem (nu enkel nog gedeelte van het doksaal en front van rugpositief)

1781: Schorisse (Maarkedal)

1784: Sint-Maria-Horebeke

1786: Etikhove (Maarkedal)

1787: Wannegem

1788: Elene (Zottegem)

ca. 1790: Semmerzake (Gavere)

eind 18de eeuw: Melden (Oudenaarde)

1813: Maarke (Maarkedal)
1823-1846: Kerkem (Maarkedal)

1828: Roborst (Zwalm)

1828: Sint-Denijs-Boekel (Zwalm) (verdwenen)
1828: Erwetegem (Zottegem)

1837: Schorisse (Maarkedal)
ca. 1840 Hundelgem (Zwalm)

ca. 1850 Nukerke (Maarkedal)

1864: Etikhove Louise-Marie (Maarkedal)

 

Vereecken

Tussen ca. 1845 en 1924 waren twee generaties Vereecken werkzaam als orgelbouwers.  De evolutie in het oeuvre van de Vereeckens illustreert zoals geen andere het voor België zo typerende moeizaam loslaten van het late rococo, om over te gaan tot een volwassen romantische orgelbouw.

Als autodidact inspireert Petrus-Joannes Vereecken (1803-1889) zich bij de aanvang van zijn beroep als orgelmaker op de Van Peteghemorgels in zijn buurt.  Vanaf 1873 heette het bedrijf 'Vereecken en Zonen'.  Vanaf toen werd de traditionele orgelbouw definitief verlaten en ging men de meer romantische instrumenten bouwen.  Er werden grotere, complexere en modernere instrumenten gebouwd.
Na de dood van hun vader in 1889 zetten de zonen het atelier verder als "Gebroeders Vereecken".  
Hun orgelkasten bouwden ze in de stijl van het interieur van de kerk, waardoor soms volbloed romantische instrumenten in een archaïsche kast werden gebouwd.

ca. 1870: Dikkele (Zwalm)
1908: Wortegem (Wortegem-Petegem)

1909: Melden (Oudenaarde)

Verschueren

1948: Kruishoutem

 

Vierdag

1961: Korsele (Geuzenhoek, Horebeke)

1963: Walburgakerk Oudenaarde koororgel

 

 

 

 

 

 

Anonieme instrumenten

 

Van onderstaande instrumenten werd de oorspronkelijke orgelbouwer nog niet achterhaald:
 

Kerkem (Maarkedal) 17de eeuw

Mullem (Oudenaarde), 17de eeuw
Godveerdegem (Zottegem) begin 19de eeuw (?)

Meilegem (Zwalm) midden 19de eeuw (?)

 

 

 

 

Literatuur:

  • Luc LANNOO & Kamiel D'HOOGHE, West-Vlaamse orgelklanken, Brugge, 1997.

  • Antoon FAUCONNIER & Patrick ROOSE, Orgels van Vlaanderen, Brussel, 1991.

  • Gaby MOORTGAT, Oude orgels in Vlaanderen, Uitgave van de dienst pers en publicaties BRT, Deel I, Brochure nr. 21, Brussel, 1964; Deel II, Brochure nr. 30, Brussel, 1965

  • Flor PEETERS & Maarten Albert VENTE, De orgelkunst in de Nederlanden van de 16de tot de 18de eeuw, Antwerpen, 1971.

  • Ghislain POTVLIEGHE, De Gooikse Orgels. Vergeten meesterwerken, Gooik, 2015.

  • Ghislain POTVLIEGHE, Orgels in Pajottenland. Vergeten meesterwerken. Heemkundige Kring van Gooik en uitgeverij De Draak, 2016, 324 blz.

  • Stéphane GODFROID, Muziekinstrumentenbouw te Geraardsbergen van de 15de eeuw tot heden, Geraardsbergen, 1986

  • Wenceslaus MERTENS, De orgelbouwers Vereecken te Gijzegem. Een verhaal tussen laatrococco en romantiek, Orgelkunst, jg. 33, dec-feb 2010/4

  • Patrick ROOSE, De Belgische orgelbouwersfamilie Joris: een status quastionis, Orgelkunst, jg. 3, sept 1980/3

  • Wim VAN DER ROS e.a., De orgelmakers Loret en hun orgels in Nederland, Veldhoven: Vereniging Brabantse Orgelfederatie, 2011

  • Luc LANNOO, De Groote oorlog en het orgelpatrimonium van het TERF, orgelkring Adriaen Willaert, Roeselare, 2016

Websites:

bottom of page