top of page

Het orgel van Ooike

Een anoniem 19de eeuws instrument dat grondig verbouwd werd door Loncke in de jaren 1960

Orgelbouwer:   

               
Bouwjaar:       


Auteur vernieuwing:  

 

oorspronkelijke auteur anoniem (Lovaert?)


eerste helft 19de eeuw, rond 1900 getransformeerd

 

Fa. Loncke, 1965

Orgelkast:

 

type viervoets, integraal geconserveerd

Het front is een gebruikelijk model dat in de Zuidelijke Nederlanden vaak werd toegepast en nog wortelt in de 18de-eeuwse traditie.  Deze typische opbouw van dit basisfronttype is vijfdelig.

Het front is voorzien van een hoge middentoren, geflankeerd door twee zijtorens met daartussen een vlak pijpenveld.  Aan de zijtorens bevindt zich dan aan beide kanten nog een pijpenveld met houten sierpijpen die het orgel volledig in de nis van het doksaal plaatsen. 

Op de zijtorens staan halfronde urnen.
De pijpen in de torens hebben opgeworpen labia, in de tussenvelden hebben ze een spitsvormig labium.  De frontpijpen zijn niet origineel.

Aan de ornamentiek te zien lijkt het wel alsof de bovenstukken van de 'vleugels' aan de zijtorens oorspronkelijk gevoluteerde vleugelstukken waren.  Op de inzwenkende bovenlijsten van de middenvelden ligt een langgerekte C-voluut.

De consoles onder de torens zijn onversierd.  De console onder de middentoren is verwijderd, wellicht bij de verbouwing met bespeling aan de voorzijde (rond 1902), zodat de organist hierdoor niet gehinderd werd.

Geïnspireerd door een traditionele vormgeving, is de originele onderkast lichtjes ingesnoerd.  Door de latere verbouwingen is deze insnoering nu gemaskeerd, waardoor het orgel nu meer als een blokvorm overkomt.

Uit de sobere opzet blijkt de invloed van het neoclassicisme dat in de Zuidelijke Nederlanden reeds op het eind van de 18de eeuw doordrong.

Bespeelbaarheid:

normaal bespeelbaar

Gebruik:

 

Typering:

 

Klaviatuur:

 

Het instrument wordt sinds de herschikking van de misvieringen in november 2015 niet meer gebruikt voor wekelijkse weekendliturgie. In de praktijk betekent het dat dit instrument zo goed als niet meer wordt bespeeld.  
 

Neobarok:
Dit anoniem 19de eeuws orgel werd grondig verbouwd door Loncke in 1965. Slechts een zeer klein gedeelte van de pijpen zijn nog oud. Het meeste pijpwerk is van Loncke. De orgelkast bleef wel integraal bewaard. Het orgel dateert uit de tijd van de neo-barok. Tal van instrumenten werden toen gebouwd met een hernieuwde belangstelling voor het barok-orgel uit de 18de eeuw. Dat barok-idioom gebeurde destijds vaak nogal intuïtief (zonder diepgaand research). Het resulteerde vaak in orgels met een nogal ijl, schreeuwerig klankbeeld, zonder veel bijzondere verfijning en zonder veel zangerigheid, zonder een overtuigende grondtonigheid.

De nieuwe vrijstaande Loncke-speeltafel bevindt zich aan de voorzijde van het orgel, waarbij de bespeler gericht is naar de kerk.
Vooral vanaf de invoering van pneumatische en elektrische tractuursystemen naar het einde van de 19de eeuw toe werd de vrijstaande speeltafel zeer populair.  Hier betreft het opnieuw een mechanische tractuur.

De speeltafel bevat één manuaal met 54 toetsen.

De oorspronkelijke klaviatuur bevond zich aan de achterzijde van het orgel.  Na ontmanteling zijn de registergaten en overblijfselen van registeropschriften nog zichtbaar.

Dispositie:

 

1 klavier, 9 registers, registertrekkers aan linker- en rechterzijde

Principal 8'

Bourdon 8'

Prestant 4'

Flûte 4'

Nasard

Doublette 2'
Fourniture 3 et 4rgs

Cornet 3 rang

Trompette 8'

Gereconstrueerde dispositie:

 

Aan de achterzijde van de orgelkast bleven oude registeropschriften bewaard.  De oorspronkelijke dispositie kan op basis van deze haast onleesbare inktoverblijfselen en etiketten gereconstrueerd worden:

Registeretiketten links
van het klavier:

Prestant

Doublette

Nasard

Trompette bas

Clairon

Tremolo

Registeretiketten rechts
van het klavier:

Cornet

Bourdon (?) 8

Flute

Fourniture

Montre (?) sup. (?)

Trompette sup.

- Deze website wordt regelmatig bijgewerkt -

bottom of page