top of page

Het orgel van de Sint-Walburgakerk Oudenaarde

Een rijke voorgeschiedenis en een Cloetensorgel met een uniek register

Het huidige laatromantische instrument is een instrument van George Cloetens (Brussel) uit 1911 een bevat een uniek gereconstrueerd Orphéalregister.  Zie ook de website http://www.orgelsoudenaarde.be/ voor meer informatie.

Aangaande de voorgaande orgels zijn er nog slechts weinig opzoekingen gedaan, ondanks de rijke geschiedenis van de kerk, ook op gebied van orgels.

Naast het grote orgel achteraan in de kerk staat er sinds 2019 ook een neobarok koororgel van orgelbouwer Vierdag uit 1963.

HUIDIG INSTRUMENT

Orgelbouwer:   

         

Bouwjaar:       

Orgelkast:

 

Restauratie:

Tractuur:

 

Klaviatuur:

 

 

George Cloetens (1870-1949)

Ghislain Potvlieghe herinnert zich in 2019 nog een aantal zaken die orgelbouwer Salomon Eyckmans een halve eeuw terug nog over die curieuze man had verteld: "dat het een zonderling was, steeds een grote hoed droeg want pretentie voor duizend, een 'Orphéal' schiep en dat op enkele orgels heeft geplaatst (een soort tongspel)".  Van orgelmakers hoorde Potvlieghe destijds vaak het verhaal dat Cloetens een knoeier was.  Van Ravel weten we dan wel weer dat hij zijn Tzigane, Rhapsodie de concert pour violon et luthéal schreef voor de luthéal, een "apparaat dat het mogelijk maakt de klankkleur te veranderen van tonen, voortgebracht door snaarinstrumenten die met een toetsenbord of met de vingers bespeeld worden". Het is dus geen muziekinstrument an sich, maar een hulpmiddel om het timbre van de piano te wijzigen.  In tegenstelling tot het luthéal kan het orphéal eveneens als autonoom instrument bestaan.

Cloetens was blijkbaar een fantast en uitvinder.  Tussen 1904 en 1949 registreerde hij niet minder dan 21 patenten, en bijna allemaal hadden ze betrekking op muziekinstrumenten: o.a. 6 patenten voor een vereenvoudigde orgelmechaniek, en een orgelpijp met verschillende rieten, die ook nuttig kon zijn voor autoclaxons en alarmtoestellen. De enige 2 patenten die niets met muziekinstrumenten te maken hadden, waren die voor een injectiespuit (1949) en het drukken van advertenties op toiletpapier (1921).  (1)

1911

Bij het inspeelconcert op 30 maart 1911 werd het orgel bespeeld door verschillende organisten (M. Van Rechem, organist-titularis, Alphons Desmet, Arthur De Hovre), alsook door de orgelbouwer zelf.

Schade in de Eerste Wereldoorlog, nieuwe kast na de Eerste Wereldoorlog (1931) door beeldhouwer R. Rooms uit Gent

Tweedelige overwegend neogotische orgelkast met door Leopold Vos beschilderde niet sprekende frontpijpen, zoals in de Engelse orgels.  Centraal in de balustrade een loos front.

Vanuit de kerk bezien bevat de linkerkast enkel pijpen van het pedaal.  De rechterkast bevat onderin de pijpen van het Récit en bovenaan het Groot Orgel).  Bij de restauratie van 2013 werden o.a. openingen gemaakt in de onderkast zodat de klank optimaler de kerk in kan.

 

'Manufacture d'Orgues Thomas' (Francorchamps-Ster), 2013
met o.a. reconstructie van het Orphéalregister, een unicum in Vlaanderen

Mechanische tractuur (geen wellenbord, typisch voor Cloetens)
De mechaniek (abstracten: verbinding tussen speeltafel en kleppenkast) is zéér lang, wat wel typisch is voor romantische orgels.  We mogen van geluk spreken dat dit orgel in de hoofdkerk staat, waar geen verwarming wordt gebruikt. Dergelijke lange mechanieken zijn namelijk onderhevig aan de verwarming en zouden daardoor voortdurend moeten bijgeregeld worden.  

 

Vrijstaande speeltafel: 2 manualen en zelfstandig pedaal

Dispositie:

 

 

Grand Orgue
Bourdon 16’
Montre 8’
Flûte harm. 8’
Bourdon 8’
Viole de Gambe 8’
Prestant 4’
Flûte harm. 4’
Doublette 2’
Quinte 6’ [5 1/3’]
Tuba mirabilis 8’ [=Cornet 5rgs]
Fourniture 3rgs
Trompette 8’

Récit
Dulcet 16’
Bourdon h. 8’
Diapason 8’
Dulciana 8’
Voix céleste 8’
Flûte traversière 4’
Trompette 8’
Quinte 3’
Octavin 2’
Mixture 2rgs
Violine 4’
Tremolo

Orphéal 8’ (wordt bespeeld op klavier van het G.O.)

Pédale
Contresousbasse 16'

Salicet 16’
Violoncelle 8’
Octave basse 8’
Flûte écho 4’
Quintaton 16’
Quinte 5 1/3’
Mixture [5 1/3’ en] 3 1/5’
Trombone 16’

Speelhulpen
P + I

P + II
I + II
I - II
Appel Pédale
Appel Récit
Appel Grand’Orgue
Zweltrede

INSTRUMENT VÓÓR 1911

(c) KIK-IRPA, Brussel, B003899, ca. 1900 (ingezoomd op het orgel)

Reeds in 1498 is er sprake van orgel in de Walburgakerk.  In dat jaar onderhoudt 'Josse de Buus' het grote orgel. (1)  Diezelfde 'Josse de Bus' maakt in 1505 een orgel voor de kerk in het hospitaal.  Hij stemt jaarlijks de orgels van de Sint-Walburgakerk. (2)  Mogelijks waren er dus een tweetal instrumenten, maar soms spreekt men ook over het 'grote orgel' en 'kleine orgel' dat gelijktijdig door twee verschillende manualen kan worden bespeeld.

In 1542 maakt Cornelis Mors een nieuw orgel. (3)

In 1543 vernieuwt Thomas Keygherman het kleine orgel. (4)

In datzelfde jaar, 1543, vernieuwt Corneille Demoor (Cornelis Mors zoals hierboven) het groot orgel van Sint-Walburga. (5)

In 1573 wordt het orgel door Charles Blancart verbouwd. (6)

 

Volgens Grégoir (7) dateert het orgel in de tweede helft van de 19de eeuw (1865) nog van 1629.  Het had oorspronkelijk één klavier.  Van Peteghem voegde er in 1757 een tweede klavier aan toe.  (8) Dat orgel zal overeengekomen hebben met wat we op de historische foto van ca. 1900 zien.  In 1910 werd dit voormalige orgel verkocht om plaats te maken voor het nieuwe Cloetensorgel.

Orgelkast:

Op een ingezoomde historische foto van ca. 1900 (KIK-IRPA) merken we een 17de-eeuwse orgelkast dat gelijkenissen vertoont met een Noord-Brabants en Luiks orgeltype.  Typisch voor dit orgelfronttype is de piramidale opstelling met vijf geledingen: centraal een dominante middentoren, geflankeerd door twee zijvelden die telkens verlagen, waarbij de buitenste zijvelden veelal achterwaarts buigen.  Het Oudenaards front dat wellicht dateert uit 1629 doet denken aan orgels uit dezelfde periode zoals dat van Jean Crinon in de Sint-Pieterskerk van Leuven (1554,1634), het anonieme 17de-eeuwse orgel in Bellingen, het eveneens anonieme orgel in de église Saint-Antoine van Luik (1634), de orgelkast van het Hans Goltfuss orgel (1635) in Steenokkerzeel, het orgel van Zacharie Flameng (1664) dat zich sinds 1820 in Ogy (Lessen) bevindt en het anonieme 17de-eeuws orgel in Wierde (Namur).  Ghislain maakte een studie over dit type orgelfront in Bellingen in zijn publicatie 'Orgels in het Pajottenland. Vergeten meesterwerken' (2016), p. 18-37.

Het classicistische schijnpositief in de balustrade is louter ter versiering en heeft niets te maken met de 17de-eeuwse kast.  Het kan bijna onmogelijk bespeelbaar zijn geweest, want dan zou de windlade nog lager dan de vloer van het doksaal moeten hebben gelegen.

(1) M. A. Vente, Bouwstoffen tot de Geschiedenis van het Nederlandse Orgel in de 16de Eeuw, Amsterdam, 1942, p.70;
E.v.d. Straeten, La musique aux Pays-Bas avant le XIX siècle, 1867, III, p. 223

(2) Édouard G. J. Gregoir, Historique de la facture et des facteurs d'orgue avec la nomenclature des principales orgues placées dans les Pays-Bas et dans les provinces Flamandes de la Belgique…, Anvers, 1865, p. 89

(3) E.v.d. Str., La musique…, 1867, VII, p. 241; Vente p.58

(4) Gregoir, p. 124

(5) Gregoir, p. 90

(6) Orgelkunst in de Ndln. p.84

(7) Gregoir, p. 90

(8) contract bewaard in het stadsarchief van Oudenaarde, Sint-Walburgakerk, nr. 1584, overschrift door Gh. Potvlieghe

bottom of page