ORGELS in de Vlaamse Ardennen
Een ongekend maar boeiend patrimonium
Orgels in Ronse
Klik hieronder op de foto van het orgel waarover je meer wenst te weten
of op de onderlijnde plaatsnamen in de tekst.
Sint-Hermes Ronse
Pierre Schyven
1896
RVT De Linde
Schyven
ca. 1885
Sint-Martinus Ronse
Gebr. Joris (Ronse)
1898
Kapel Sint-Antoniuscollege
Joris
1904
Bovenkapel Sancta Maria
Jos Stevens
1942
Sint-Antonius van Padua
Delmotte
1961
Sint-Hermes Ronse
Patrick Collon
1978
Broeders OLV Lourdes
anoniem
midden 20ste eeuw?
O.-L.-Vrouw van Bijstand (De Klijpe)
Thunus
1962
Benedenkapel Sancta Maria
Lombaerts
ca. 1980-1990
- Deze website wordt regelmatig bijgewerkt -
Nog te bezoeken en te inventariseren:
- protestantse kerk Ronse:
zelfbouwpakket van Streichner, eind jaren 1960
Meteen valt op dat het Ronsische orgellandschap in vergelijking met omliggende gemeentes het meest recente orgelerfgoed bevat. We vinden er een brede waaier aan varianten van de romantische orgelbouwstijl, de 'Orgelbewegung' en de neobarok. Echte oude historische barokorgels zijn er in Ronse niet meer.
Verdwenen erfgoed
Reeds in 1505 is er in de Sint-Hermeskerk van Ronse sprake van een orgel (zie o.m. De Schalmei, mei 1946), door 'Meester Lieven Cornelis van Gent', die het nadien ook enkele jaren zal onderhouden. Diens zoon jan Cornelis komt in 1514 het orgel herstellen. In 1516 wordt naast een herstelling ook een tweede klavier toegevoegd. In de beeldenstorm van 1566 is dit orgel verloren gegaan.
19de eeuw: romantiek
In de streek van de Vlaamse Ardennen is de symfonisch-orkestrale romantiek van het einde van de 19de eeuw weinig vertegenwoordigd. In de 19de eeuw bleef men in de streek over het algemeen nogal classicistisch verder werken in de traditie, met hier en daar enkele bescheiden invloeden vanuit de romantiek.
In die zin is het vrij uniek dat Ronse zelfs over twee volwaardige symfonisch-romantische instrumenten beschikt in de Sint-Hermes en de Sint-Martinuskerk. Het eerste instrument uit 1896 is van één van de vooraanstaande bouwers uit de Belgische romantiek, Pierre Schyven.
Het tweede, een tweetal jaar later gebouwd in een naburige kerk, werd vervaardigd door de gebroeders Joris, die hun opleiding genoten bij Charles Anneessens, die eveneens volwaardige en typisch 'romantische' orgeltypes uitbouwde. Deze orgelbouwers vestigden hun atelier in Ronse, nabij de Sint-Martinuskerk. Het orgel in de Sint-Martinus is, wellicht mede dankzij enkele verbeteringen in de loop van de tijd, één van de betere instrumenten van Joris te noemen. Vrijwel alle Joris-orgels lijden namelijk meestal aan dezelfde ziekte: een matige tot zwakke kwaliteit.
Een klein Schyvenorgel met zes registers uit ca. 1885 vinden we in de kapel van het voormalige klooster der Zusters van Liefde (thans RVT De Linde). Hoewel het zeer duidelijk in de stijl van de romantiek werd geconcipieerd, met grondtonige registers en ronde klanken, bevatten tal van registers een merkwaardige 'spuck', waardoor dit kleine orgel nog aansluit bij een classicistische orgelbouw.
20ste eeuw: postromantiek, compromis en neobarok
In de 20ste eeuw, en dan vooral na de wereldoorlogen, komt stilaan een heroriëntering op gang. Tegen het midden van de 20ste eeuw ontstaat een neobarokstijl, aanvankelijk nog met invloeden uit de postromantiek (zwelkasten, etcetera), waardoor men ook wel van een 'compromis-orgel' kan spreken, waarop heel wat repertoire kan vertolkt worden.
Een orgel dat nog volledig in de postromantische stijl wordt gebouwd is het instrument uit 1904 van de orgelbouwer Joris uit Ronse dat zich in de kapel van het Antoniuscollege bevindt.
Een instrument dat nogal wat vraagtekens oproept staat in de voormalige kloosterkapel van de Broeders van O.-L.-V. van Lourdes (huidige basisschool Glorieux). Voorzien van een zwelwerk, een drietal achtvoetsregisters en een pneumatische tractuur betreft het een klein postromantisch orgel van slechts 9 registers verdeeld over twee manualen en pedaal. Dit anonieme orgel met twee fronten (!) is totaal onbespeelbaar en ligt er bouwvallig bij. Wellicht is één van beide fronten niet origineel en heeft men een ouder frontje voor het instrument geplaatst.
Verder zijn er enkele instrumenten die nog sterk aansluiten bij de postromantiek, maar tegelijkertijd beïnvloed zijn door de esthetiek van de 20ste-eeuwse "Orgelbewegung" (weg van het romantische orgel, terug naar de barok). Men kan ze omschrijven als "compromis-instrumenten" waar een breed repertoire op kan vertolkt worden. De hoge registerkoren die verdwenen in de 19de eeuw, verschenen terug in de dispositie: registerbenamingen als sesquialter, cimbel, terts en zelfs een 'superqwint' (in De Klijpe) doen opnieuw hun intrede. Voor de tractuur bleef men echter nog zweren bij de electrische (en nog geen terugkeer naar de aloude mechanische tractuur). Ook de pijpen werden gebouwd in vooruitstrevende materialen als zink en koper. Dit gebeurde vooral bij de grote pijpen die in het klassieke orgelmetaal de neiging hebben om door te zakken. In De Klijpe zien we hoe het koper wordt gebruikt om esthetische redenen: de "Kupferprinzipal" verlevendigt het front.
In de bovenkapel van de Sancta Maria vinden we een modern orgelfront van Stevens uit 1942. Dit oorlogsorgel werd buiten werking gesteld.
In Sint-Antonius vinden we een orgel uit 1961 van Delmotte. Deze firma bouwde vele electropneumatische instrumenten.
In De Klijpe vinden we een modern orgel uit 1962 van de blinde bouwer Thunus uit Malmédy.
Bovenstaande vier orgels hebben pijpen in een open opstelling. Het Stevensorgel is sober, maar integreert mooi in het 20ste-eeuwse interieur. Het Thunusorgel in De Klijpe heeft een front dat nog een bepaalde zin voor schoonheid heeft, mede dankzij de kleurafwisseling met roodkoperen frontpijpen.
Pas in de loop van de jaren '70 wordt er (o.a. bij restauraties) meer historische verantwoord gewerkt. Stilaan worden hoogwaardige mechanische instrumenten met een stilistische eigenheid gebouwd.
Zo vinden we in de Sint-Hermeskerk naast het symfonisch Schyvenorgel een neobarok koororgel uit 1978 door Patrick Collon, een Brusselse orgelbouwer. Deze bouwer evolueerde vanuit het neo-barokke orgeltype met Duitse en later Iberische invloeden stilaan naar een eigen stijl met direct herkenbare orgelmeubels met een typisch blinderingswerk.
In de benedenkapel van Sancta Maria stond tot ca. 2020 een klein kistorgel uit ca. 1980-1990 van Lombaerts
Geraadpleegde literatuur betreft de 'Orgelbewegung':
Van Mol (Jan), Antwerpse Orgelwandelingen, Calcant Editions, 2017, p.112