ORGELS in de Vlaamse Ardennen
Een ongekend maar boeiend patrimonium
Het orgel van Korsele
Een protestants neobarokorgel
Dispositie:
(in de volgorde zoals op de windlade)
Prestant 8' (*)
Holpijp 8'
Octaaf 4'
Roerfluit 4'
Octaaf 2'
Mixtuur IV sterk
Klavieromvang: C - g3, 56 toetsen
Pedaalomvang: C - d1, aangehangen aan de onderste manuaal-toetsen voor het spelen van de basnoten
Bouwer: H.J. Vierdag (Enschede, NL)
Bouwjaar: 1961
(*) Een achtvoetsprestant die eigenlijk een zesvoetsprestant is...
De lengte van de pijpen bepaalt steeds de toonhoogte. Een Prestant 8' zou veronderstellen dat de langste pijp van het orgel 8 voet lang is, of dus 244 cm. Hier is dit niet het geval. De grootste pijp is slechts 6 voet lang. De laagste tonen van de prestant (C tot F) zijn hier namelijk 'gedekte' pijpen: dat wil zeggen dat deze pijpen half zo lang hoeven te zijn, om tot dezelfde toonhoogte als een 'open' pijp te komen.
Het was Lambert Erné uit Utrecht (centrum van Nederland) die de orgelbouwer Vierdag aanwijzingen gaf bij het orgel. Eigenlijk is het orgel als viervoetsorgel gebouwd, maar Erné wist het orgel op 6 voet te brengen. De prestant 8 voet is in wezen een 6 voet, door de onderste bassen van C tot F van gedekte pijpen te vervaardigen. Dit komt onder andere veel voor bij historische orgels uit de streek van Groningen (noorden van Nederland). Toeval of niet, de adviseur Erné was getrouwd met een Groningse vrouw.
Als reactie op de voorgaande 'vervalperiode' in de orgelbouw kwam na de tweede wereldoorlog een heroriëntering op de barok op gang: de neobarok.
Orgels zoals deze kenmerken zich door een meer heldere en boventoonrijke klank, waarbij men zelfs nadrukkelijk streeft naar een aanspraakgeluid ("spuck"). Er wordt ook teruggegrepen naar de mechanische tractuur, die toch betrouwbaarder lijkt te zijn dan de pneumatische.
Het degelijk vervaardigde orgel in Korsele is dan ook een mooi voorbeeld van de orgelbouw uit de periode van ongeveer 50 jaar geleden. In tegenstelling tot heel wat andere neobarok-instrumenten, heeft dit orgel een stevige draagkracht en zangerigheid, een "typisch protestants" karakter. Het orgel heeft voldoende grondtonigheid om de - voor neobarok zo typische - sterk aanwezige boventonen op te kunnen nemen.
Het instrument bevat één manuaal met aangehangen pedaal voor het spelen van de basnoten. Ondanks de beperkte omvang van dit instrument, kan het tot de mooiste en degelijkste orgels uit de streek gerekend worden. Het is bovendien één van de weinige instrumenten dat zijn oorspronkelijk karakter heeft kunnen bewaren. Een iets jonger, maar groter broertje van dezelfde bouwer bevindt zich sinds 2019 in de winterkapel van de Walburgakerk van Oudenaarde.
Bespeelbaarheid:
een goed onderhouden instrument dat wekelijks bespeeld wordt.
Bespeling aan de voorzijde: "typisch protestants"
De bespeling gebeurt aan de voorzijde van het orgel, zodat de zingende kerk steeds goed contact heeft met de organist. Het is typerend voor de calvinistische uitvoering van kerkmuziek, waarbij niet koorzang, maar wel samenzang van de gemeenschap centraal staat. In de rooms-katholieke traditie bespeelde men het doksaalorgel vaak 'van achteren', met enkele koorzangers rechts en/of links van het orgel.
We zien duidelijk de drie verschillende delen: onderaan de mechanische overbrengingen van het klavier naar de windkast die erboven ligt, waarboven het pijpwerk staat.
Het Vierdagorgel van Korsele bestaat enkel uit metalen pijpwerk (geen houten), gaande van roerfluiten (halfgedekt met 'buisje' of 'roer') en gedekte pijpen (voorzien van een 'hoed') tot open pijpen.
Tractuur of regeerwerk is de verbinding tussen enerzijds klaviertoets en ventiel (speeltractuur) en anderzijds registertrekker en sleep (registertractuur). In dit orgel gebeuren alle overbrengingen langs mechanische weg. Rechts onderaan zien we de registertractuur. Links zien we de speeltractuur: het wellenbord met horizontale houten asjes die een draaiende beweging kunnen maken en de dunne verticale latjes (abstracten). met winkelhaken.
Manuaal (klavier voor de handen) met aan beide zijden de registertrekkers
De prestantpijpen vlak boven het hoofd van de organist
De kerk zoals u ze wellicht nog niet veel gezien heeft...
Voormalig orgel (1886-1961):
De dispositie was:
Links:
Bourdon 8'
Montre dessus 8'
Flûte 4'
Clairon 4' (bas)
Rechts:
Salicional 8' (disk.)
Prestant 4'
Octavin 2'
Trompette 8' (dessus)
In 1884 koopt de gemeenschap van Korsele een pijporgel aan bij de orgelbouwer Jean Vergaert, leerling-opvolger van de Van Peteghems. Het orgel komt uit de protestantse zustergemeente aan de Brabantdam in Gent, waar men net een nieuw orgel heeft aangeschaft. Het oude orgel heeft al een hele geschiedenis achter de rug en draagt binnenin de sporen van 18 registers. In 1884 is het nog slechts voorzien van 8 registers.
Het orgel dateert in oorsprong van vóór 1823. In 1823 werd namelijk het tweedehandse orgel met 10 (?) registers aangekocht door de protestantse gemeente van Gent van een orgelbouwer uit Middelburg (wiens naam onleesbaar is in de archieven).
Van de schare overgebleven informatie weten we dat de clairon 4' rond 1846 werd geplaatst door Pieter Van Peteghem, ter vervanging van een kromhoorn bas die foutief als 'basson' werd genoemd. Volgens Van Peteghem is de Trompet van orgelmaker Fretyn.
In het najaar van 1886 wordt orgel het geplaatst in Horebeke-Korsele.
Het orgel bevat één klavier. De bespeling gebeurt achteraan (rugwandbespeling): de organist ziet dus niets van wat er in de kerk gebeurt. Het is de orgeltrapper die de nodige inlichtingen moet verschaffen. Voor de orgeltrapper is er een dubbele blaasbalg die niet meer met de voeten, maar met de handen wordt bediend via een hefboomsysteem.
Wanneer een nieuw orgel wordt geplaatst in 1961 (het huidige orgel), wordt de kast van het oude orgel vakkundig gesloopt en verbrand. De orgelbouwer van het nieuwe orgel, Vierdag, trapt de pijpen van het oude orgel plat. Het metaal heeft nog waarde maar het moet toch niet teveel plaats nemen in de vrachtwagen. Toch gaan enkele registers ook netjes in kisten, want ze zullen nog van pas komen.
Bron (i.v.m. het voormalige Vergaert-orgel):
J. Arnold De Jonge, De Geuzenhoek te Horebeke ... met psalmen, lofzangen en geestelijke liederen. Uitgave: Protestants Historisch Museum "Abraham Hans" v.z.w., Horebeke, 1998.
Arnold De Jonge, persoonlijk opzoekingswerk in de archieven
Voormalige orgels (vóór 1886):
De eerste tientallen jaren stelt de kerkzang het zonder begeleiding (toen nog in de 'Oude Kerk').
In 1824 koopt men een oud orgeltje aan van het nabij gelegen Volkegem. Daar heeft men net een nieuw orgel laten maken door orgelmaker Hubeau. In 1843 is er sprake van een orgeltrapper die 5 frank krijgt toegewezen.
In 1853 wordt 'een goed orgel' aangekocht van Ds. Van Maasdijk in Brussel. Het orgel wordt geplaatst door de orgelbouwer Van Peteghem. Het wordt ingespeeld op 31 juli 1853 door de heer Greidanus uit Gent.
Bij de bouw van de Nieuwe Kerk, wordt het orgel in 1872 overgebracht uit de Oude Kerk, door orgelbouwer Anneessens uit 'Giesbergen' (Geraardsbergen), voor een totaal van ruim 750 frank.
In 1876 wordt het orgel verkocht aan de gemeente van Roeselare voor 200 frank. Vergeleken met het bedrag dat men enkele jaren daarvoor nog uitgaf aan orgelbouwer Anneessens, lijkt dit wel een beetje op verspilling.
Er komt een harmonium in de plaats, gekocht voor 400 frank van Ds. Haksteen, die het al een aantal jaren gebruikt heeft in zijn kerk in Roubaix. Het is een Frans drukluchtinstrument van Ch. Tombois, Paris, met de typisch nasaal-kreunende klank.
In 1884 wenst men weer een pijporgel aan te schaffen. Dat wordt uiteindelijk het orgel uit de zustergemeente in Gent dat hierboven beschreven wordt.
Bron (i.v.m. de voormalige orgels):
J. Arnold De Jonge, De Geuzenhoek te Horebeke ... met psalmen, lofzangen en geestelijke liederen. Uitgave: Protestants Historisch Museum "Abraham Hans" v.z.w., Horebeke, 1998.