top of page

Het Hooghuysorgel van (Wannegem-)Lede

Een orgel van een Brugs orgelmaker: eigenaardig in de omliggende streek

Orgelbouwer:   

Bouwjaar:   

Historiek:

Eigenaardigheid: 

Onderhoud:

Bespeelbaarheid:

Dispositie: 

Louis-Benoît Hooghuys (Brugge), Joseph Deprez


1876 (doch ook oudere elementen)

 

In 1807 is er sprake van de plaatsing van een nieuw orgel door een De Volder.  In 1827 werd het doksaal verbouwd, met een verplaatsing van het orgel tot gevolg.

In 1861 werd een nieuw orgel aangekocht bij Loret te Gent, en het oude verkocht (300F).
Het huidig orgel zou vervaardigd zijn in 1876 door de bekende firma Hooghuys in Brugge.  Toch lijken heel wat elementen te wijzen op het hergebruiken van oudere onderdelen.  Zo lijken de frontpijpen in de torens afkomstig van de orgelbouwers Van Peteghem en verwijst ook de orgelkast naar een stijl zoals de Van Peteghems.
In 1895 werd het instrument gewijzigd door Joseph Deprez uit Gent.  Hierbij zijn volgende registers van zijn hand: Dulciana 8’, Viola 8’, Flûte ouverte 8’.  Om deze nieuwe registers te kunnen plaatsen werd ook de oude windlade van Hooghuys aangepast.  Getuige daarvan is een gedrukt etiket van Hooghuys in de kleppenkast met ernaast een handgeschreven etiket door Deprez.
In 1935 werkte de firma B. Godefroid aan het orgel (inscriptie op een windkanaal).

 

Het is merkwaardig dat na amper 15 jaar de kerk in 1876 blijkbaar al nood had aan een nieuw orgel.  Mogelijks speelde hier Leo van Gheluwe (1837-1914) een rol, afkomstig uit Lede.  Hij was namelijk toen directeur van het stadsconservatorium in Brugge, waar Hooghuys werkzaam was (zowel het conservatorium en het orgelatelier van Hooghuys waren gelegen in de Sint-Jacobsstraat).  Zo maakte Hooghuys ook in 1878, twee jaar na Lede, een orgel dat in 1890 een plaats kreeg in de orgelzaal van het conservatorium.

 

In 2014 kreeg het orgel een degelijk onderhoud door orgelbouw De Munck-Claessens uit Sint-Niklaas.

 

Sinds het grote onderhoud van 2014 speelt het klavier als een trein.  
De trompetpijpen zijn sinds 2017 weer bespeelbaar na een nazicht.  

Registertrekkers links:

 

Flute orchestre 8'

Viola 8'

Prestant 4'

Trompet bas 8'

 

Flute ouverture ped 16'

 

Registertrekkers rechts:

 

Bourdon 8'

Flute 4'

Octavin 2'

Trompet sup 8'

 

Euphone pedaal 16' (doorslaand tongwerk)

 

Louis-Benoît was de belangrijkste orgelmaker van de familie Hooghuys.  Voor West-Vlaanderen was hij wellicht de meest actieve orgelmaker van de 19de eeuw.  Dat Hooghuys in Lede een orgel plaatste is wellicht verklaarbaar doordat de directeur van het stadsconservatorium van Brugge afkomstig was van Lede.

Typering:

Het orgel van Lede is een mooi voorbeeld van Hooghuys' esthetiek.  Vanuit het classicisme ontwikkelt Hooghuys een eigen stijl.  Hooghuys bleef een aanhanger van de classicistische bouwstijl, maar dan wel in een 19de-eeuwse interpretatie.  Zo vult hij het klassieke klankconcept aan met enkele voorzichtige klankkleuren uit het (vroeg)romantisch palet, zonder dat zijn orgels ooit echt romantisch genoemd kunnen worden in de zin van de Franse 'symfonisch/orkestrale romantiek' van vele van zijn tijdgenoten.  

Zijn werk vertegenwoordigt de meer voorzichtige Vlaamse romantiek van de orgelbouw, geïnspireerd door de Franse romantische orgelbouw.  Naast de typisch romantische registers vinden we bij instrumenten van Hooghuys vaak nog klassieke elementen van het Barok-tijdperk.  Vandaar dat de stijl van Hooghuys vaak bestempeld wordt als 'classicistische romantiek'.

 

Het orgel van Lede is een orgel dat reeds sterker aanleunt naar de romantiek qua dispositie en een klankbeeld met een stevige grondtonigheid, o.a. in de bassen, typerend voor de romantiek.  In zijn orgelkast bleef Hooghuys wel traditioneler.  Het is natuurlijk nog maar de vraag of de ouder aandoende orgelkast met oude frontpijpen in de torens wel degelijk van zijn hand is.

In de streek vinden we nog een instrument van L.B. Hooguys in Zulzeke (Kluisbergen).

 

Gebruik:

 

 

Het instrument wordt sinds de herschikking van de misvieringen in november 2015 niet meer gebruikt voor wekelijkse weekendliturgie.  In de praktijk betekent het dat dit instrument niet meer frequent wordt bespeeld.  
Gelukkig organiseren de lokale initiatiefnemers verschillende tentoonstellingen, concerten en andere culturele evenementen waarbij ook het orgel gebruikt wordt.  

Diapason:   

A = ca. 430 Hz

 

Tractuur:   

mechanisch, met een kleine pneumatische lade voor enkele van de grootste baspijpen

 

Klaviatuur:

voorwandbespeling, 1 klavier, zelfstandig pedaal (20-tonig: C-g) , authentiek klavierdeksel

 

Orgelkast:   

Orgelkasten van Hooghuys variëren tussen een verder bouwen op de barokstijl en de nieuwe 19de eeuwse neogotiek (na 1873).  Ondanks dat Hooghuys reeds neogotische orgelkasten had vervaardigd, borduurt de orgelkast van Lede verder op de traditionele barokstijl, zij het dan in een vereenvoudigende versie.  We kunnen dit een 'neoklassieke' vormgeving noemen.  Enkele elementen van de orgelkast, alsook de frontpijpen in de torens, lijken te wijzen in de richting van de orgelbouwers Van Peteghem.

De orgelkast heeft een typisch vijfdelige opbouw met drie ronde torens en brede vlakke tussenvelden.  In de torens heeft de middelste pijp steeds een opgeworpen labium, de overige pijpen hebben een driehoekig spitslabium.  Deze frontpijpen hebben wellicht ooit gesproken, maar dienen nu louter als sierfrontpijpen.  De pijpen in de tussenvelden zijn beschilderde halfronde houten sierfrontpijpen (die niet kunnen spreken).  Boven de lijsten van de velden en onder de torenkappen zien we ornamentiek.  Deze is uit gips vervaardigd, naar analogie met de draaiorgelbouw (Hooghuys komt uit een familie van draaiorgelbouwers).  De ornamentiek onder de torenkappen werd verguld.  Onder de torens een plantaardige console, oorspronkelijk eveneens verguld.  
De onderkas is licht ingesnoerd.  Bij de overgang van de ingesnoerde onderkas naar de bovenkas zijn S-voluten aangebracht.  Deze S-voluten komen nog twee maal aan bod in de nogal grove vleugelstukken die uit twee gesloten panelen bestaan.

In de balustrade is een schijnpositief met twee torens en inzwenkende bovenlijst verwerkt.

De originele orgelkast werd later uitgebreid naar achter, waar plaats kwam voor de zestienvoets spelen voor het pedaal (Flute 'ouverture' & het tongwerk Euphone). 

- Deze website wordt regelmatig bijgewerkt -

Literatuur:

Vermassen (S.), Kruishoutems orgelerfgoed: drie eeuwen orgelbouwkunst. In: Jaarboek 2023, Heem- en geschiedkundige kring Hultheim, Kruishoutem

bottom of page