top of page

Het orgel van Kerkem

Een vergeten 17de-eeuws(?) instrument (Franse Barok?),
een van de oudste instrumenten uit de ruime regio

Orgelbouwer:   

            

   
Bouwjaar:                 

 

Historisch belang:    

                  

 

Orgelkast:    

                  

 

Voorgeschiedenis:    

                  

 

Transformaties:    

                  

 

Klaviatuur:   

                  

 

Dispositie:    

                  

 

Onderhoud en bespeelbaarheid:  

                  

 

onbekend, mogelijks een Noord-Franse of Waalse orgelbouwer (?)

(Mathieu Leroy?  Le Picard? ... ?)

 

einde 17de eeuw - begin 18de eeuw

Dit instrument is één van de zeldzame overblijfselen uit de 17de eeuw in een heel ruime regio.  In vergelijking met andere 17de eeuwse orgelrelicten (bijv. orgelkast in Eine, in Elsegem en orgelkast en een klein deel pijpen in Mullem) bevat dit instrument niet alleen een 17de eeuwse orgelkast, maar ook een 17de-eeuwse windlade en heel wat oud pijpwerk.  Typisch zijn bijvoorbeeld de flesvormige pijpen binnen in het orgel die zeer oud zijn.  Vlakbij Kerkem ligt Etikhove, waar eveneens een 17de eeuws instrument staat met originele orgelkast en pijpwerk.

 

Deze kas is stilistisch niet eenvoudig te plaatsen.  De opbouw met verhoogde middentoren en zijvelden doet nog ergens denken aan het trapvormige kastype dat gebruikelijk was in het Vlaanderen, Brabant en Luik van de 17de eeuw.  De middentoren is evenwel spits en niet rond.  Heel uniek is de golvende bovenlijst die de middentoren geheel inpakt en het geheel omvat in een brede barokke beweging.  De specifieke kenmerken van deze orgelkast, die nogal afwijkend zijn van andere kasten uit Vlaanderen, maken het moeilijk om dit aan een auteur toe te schrijven.  Het is niet uit te sluiten dat hier een Franse orgelbouwer aan gewerkt zou hebben.  Typerend voor het front in Kerkem (zoals ook in Lozer) zijn de ‘dubbele velden’ (de pijpenvelden zijn elk nog eens onderverdeeld in twee compartimenten), zoals wel meer gebruikelijk was in de Louis XIV-orgelkasten in Frankrijk.  Een ander specifiek kenmerk is de golvende beweging in de bovenlijst, dat we ook vinden in Gronsveld (bij Maastricht, Ned. Limburg). Het orgel daar werd gebouwd in 1711 door Philippe II Le Picard, een orgelbouwer die net daarvoor vanuit Noord-Frankrijk naar Luik was verhuisd.  Ook in Olne (bij Luik) vinden we een soortgelijke vormgeving in de orgelkast.  We weten daar evenmin met zekerheid wie de oorspronkelijke orgelbouwer was.

De verdeling van de frontpijpen is als volgt: de spitse middentoren bevat vijf frontpijpen met opgeworpen labia die een V-vormig verloop hebben.  De uiterste zijvelden bevatten elk drie pijpen, de tussenvelden bevatten er elk vijf.  De labia van de deze zijvelden lopen op naar de middentoren.  Deze frontpijpen hebben een spitsvormig bovenlabium.

De onderkas is ingesnoerd.

Het orgel was oorspronkelijk gebouwd voor het klooster van Sion van Oudenaarde.  Dit klooster brandde in 1747 volledig af, de kerk bleef gespaard.  Met de Franse Revolutie werd het klooster gebruikt als o.a. gevangenis en gendarmerie.  Nadat het klooster werd opgeheven, werd het orgel in 1807 overgebracht naar Kerkem.  Op de plaats van het klooster van Sion staat nu het huidige neogotische justitiepaleis van Oudenaarde.

 

Tussen 1941 en 1947 herstellingen door ?  onder E.H. Schelstraete

 

Volgens een werklijst van de Van Peteghems die E. Gregoir publiceerde in 1865 zou Pierre-Charles Van Peteghem tussen 1824 en 1835 gewerkt hebben aan het orgel van Kerkem.  Volgens orgelerfgoeddeskundige Patrick Roose lijkt het niet dat de Van Peteghems ooit aan dit orgel gewerkt hebben.  Hoogstens hebben zij de overplaatsing van Oudenaarde naar Kerkem gedaan (dat zou dan door Pierre-Charles (senior) Van Peteghem moeten geweest zijn (zijn vader Lambert-Benoit overleed in 1807)).  De vermelding "Kerkem" in het boek van Gregoir slaat volgens Roose op het orgel dat Pierre (junior) Van Peteghem leverde in "Kerkom" (een dorp dat nu bij de fusie Boutersem behoort, waar inderdaad een klein Van Peteghem-orgel van rond 1830 aangetroffen werd tijdens de inventarisatie van die regio).

Zoals reeds gebruikelijk in de Vlaamse orgelbouw (reeds in de 17de eeuw) is de klaviatuur ingebouwd aan de achterzijde van het orgel.
Het klavier is uitgevoerd als staartklavier met stijgende abstracten.

De registertrekkers bevinden zich aan weerszijden van het klavier.
Uit de plaatsing van de registertrekkers en de verzagingen voor het huidige er tussen geknelde klavier kan men afleiden dat het orgel oorspronkelijk een klavier met verkort octaaf moet gehad hebben (C D E F G A - c3), wat op een datering rond het einde van 17de eeuw- begin 18de eeuw kan wijzen (met dank aan Gh. Potvlieghe).

Het oude orgelbankje is een mooi bewaard gebleven exemplaar dat de ensemblewaarde versterkt.

(heel wat registeretiketten zijn verdwenen of onleesbaar geworden)

 

Registertrekkers links van het klavier:

 

Prestant 4
Octaaf 2 (diskant)*

Doublette 2

Roerfluit 2

Houten fluit 2 Bas
 

voorheen plaats van de Cornet

 

 

 

Registertrekkers rechts van het klavier:

 

Bourdon 8

Fluit 4

Nazard 2 2/3

Mixtuur 3r.
Houten fluit 4 diskant

 

 

Het instrument wordt reeds tientallen jaren niet bespeeld.  Het werd lang niet meer onderhouden.  Toch is het orgel niet totaal onbespeelbaar, maar wel in verval door een gebrek aan onderhoud.  Een elementaire onderhouds- en stembeurt zou meer dan verantwoord zijn om dit heel oude instrument op te waarderen.  In 2022 verrichten we bij een kort bezoek enkele kleine herstellingen (klaviermechanieken opnieuw werkzaam maken, lekken aan blaasbalg, enkele sterk beschadigde orgelpijpen rechten en opnieuw sprekend maken) en voorzichtig opkuiswerk onderin de orgelkast, alsook in de bovenkast, waar de orgelpijpen zich bevinden.  Enkele voorlopige nieuwe registeretiketten werden vluchtig aangebracht, zonder grondig onderzoek.
Het is onbegrijpelijk dat men niet meer respect heeft opgebracht voor dit toch wel zeer oude erfgoed.

Organoloog Ghislain Potvlieghe, die het orgel in de jaren '70 voor het eerst inventariseerde, schrok hevig bij het zien van de huidige toestand:

"In welke mate werd er aan dat meubel geknoeid, vraag ik me af. Die vraag hoef ik niet meer te stellen bij het zien van dat verhakkelde pijpwerk. Hoe is het duivels mogelijk, zo te keer gaan om het te stemmen? En dan, dat verdere verval! Is dat een kerkelijk schavot gemaakt door de kerk zelf die zich het hoofd op de kapblok legt? Het resultaat van zoveel nonchalence pleit er alleszins om. Wat een beestig beleid, wat een zorg – nou, “zorg” voor het artistieke erfgoed. Als zelfbespotting kan dat gelden!"

WAARDE VAN HET ORGEL IN KERKEM


Het orgel van Kerkem blijkt één van de oudste instrumenten te zijn uit de streek.  Vermoedelijk dateert het uit de 17de eeuw.  Uit de 17de eeuw zijn er zelfs in heel België niet veel voorbeelden meer te vinden!
Er staan in de regio nog een viertal 17de-eeuwse overblijfselen van een orgel: Het best bewaarde staat vlakbij, in Etikhove: hoewel dit instrument in zijn 18de-eeuwse toestand werd gereconstrueerd, gaat het terug op een ouder 17de-eeuws orgel.  In Eine heeft men enkel het front van een kast uit 1651, in Elsegem heeft men ook enkel een kast van rond 1650.  In Mullem bevindt zich ook een oude 17de-eeuwse orgelkast. Deze laatste drie instrumenten zelf zijn echter veel recenter uit de eerste helft van de 20ste eeuw.

Het orgel van Kerkem heeft niet alleen een zeer oude kast, die bovendien zeer uniek is qua opbouw (!), het bevat ook nog een zeer oude windlade (de windkast met kleppen, waar de pijpen bovenop staan), alsook zeer oude pijpen (waaronder de flesvormige pijpen).

 

Kortom: 
Als we de instrumenten van Maarkedal overschouwen, dan is het eigenlijk zeer eigenaardig dat net dit orgel het minst onderhouden is, gezien zijn zeldzame, historische, ambachtelijke en visuele waarde!
Niet alleen in Maarkedal, maar meteen ook in de ruime regio van de Vlaamse Ardennen, is dit misschien wel het oudste orgel (!).

BEHOUD VAN DIT WAARDEVOL ERFGOED

Idealiter zou dit orgel eerst een elementaire onderhoudsbeurt met reiniging moeten krijgen, en nadien jaarlijks gecontroleerd moeten worden voor een kleiner bedrag.  Zelfs al wordt het instrument niet bespeeld, die controle is belangrijk omwille van hieronder genoemde redenen.  


Minimaal zou vooral de verdere schade aan het orgel moeten beperkt worden.  We noemen dit in de orgelwereld 'consolidatie' of 'conservering'.  
Het orgel zo laten staan, zal alleen maar meer schade aan het instrument berokkenen en dit zou weinig respectvol zijn naar dit erfgoed dat de moeite waard is om voor het nageslacht te bewaren.

Als de financiën het probleem zouden zijn, dan kan nog altijd gekeken worden naar het meest essentiële wat voor een bepaald bedrag kan gedaan worden.  Beter is dat er iets kan gebeuren voor een minimaal bedrag, dan helemaal niets.
Dit gebeurt best door een erkend orgelbouwer. 


Eigenlijk zou elk orgel minstens eenmaal per jaar moeten 'gecontroleerd' worden, om dit erfgoed te kunnen bewaren en grotere schade te voorkomen.
Pijpen kunnen namelijk beginnen doorzakken, daardoor omvervallen op andere pijpen, en zo grotere schade berokkenen aan het instrument.  In het orgel van Kerkem beginnen sommige pijpen stilaan door te zakken.
Ook de frontpijpen (te zien vanuit de kerk) kunnen beginnen doorzakken, en kunnen daardoor uit de kast vallen en op iemands hoofd terechtkomen.  
Op dit moment is een stuk van het dak van de orgelkast reeds naar beneden gekomen, wat ook schade berokkent.  
Bij zo'n controle wordt ook best de motor gesmeerd (best jaarlijks), om bijvoorbeeld het 'doorbranden' van de motor te vermijden.  Toch wel bijzonder belangrijk naar brandveiligheid toe!

Eigenlijk zijn dit allemaal geen extreem grote of dure werkzaamheden, maar wel zeer essentieel en belangrijk om grote kosten te vermijden.

- Deze website wordt regelmatig bijgewerkt -

bottom of page