top of page

Het orgel van Mater

Een orgel met een eigenaardige tessituur

Orgelbouwer:   

               


Bouwjaar:       


Transformatie:

Oorspronkelijk Hippolyte Loret (1810-1879), met gebruik van een ouder orgel dat oorspronkelijk zou zijn geplaatst kort na de Franse revolutie


1837-1839
 

P. Haelvoet, 1880
P. Anneessens, 1963 
(“Anneessens” opschrift op speeltafel links naast registertuimelaars)

Typering:

 

 

Het oude orgel kreeg ca. 1840 een vroegromantisch karakter door de vernieuwing van H. Loret met o.a. een nieuwe montre 8', een trompet 8' en een bombarde 16'.  
In 1879-1880 werden naast enkele andere aanpassingswerken, zoals een aangehangen pedaal, nog enkele registers toegevoegd in de geest van de romantiek door P. Haelvoet: een bourdon 16', een viole de gamba 8' en een flûte harmonique 8'.

In 1963 tenslotte werd het orgel getransformeerd met elektropneumatische tractuur in een neobarokke stijl, met behoud van het oude pijpwerk en toevoeging van enkele nieuwe neobarok-registers als mixtuur III en Cimbel II.

Gebruik:

 

 

Bespeelbaarheid:

 

 

Dit instrument is normaal bespeelbaar, al is de omvang en beperktheid van de klavieren even wennen.

Het instrument wordt sinds de hervorming van de parochies in de zomer van 2015 niet meer gebruikt voor wekelijkse weekendliturgie.  In de praktijk betekent het dat dit instrument zo goed als niet meer wordt bespeeld.  
In de huidige nieuwe Oscar Romeroparochie (voordien 19 aparte parochies in Zwalm, Horebeke en Oudenaarde) wordt geen pijporgel gebruikt voor de weekendvieringen.  De twee weekendvieringplaatsen zijn nu Nederzwalm, met een heel uniek bespeelbaar pijporgel, dat weliswaar niet gebruikt wordt en Ename, waar helemaal geen pijporgel staat maar een heel oud electronium.

Diapason:

 

 

Klaviatuur:

 

 

A = 450 Hz

De oorspronkelijke klaviatuur bevond zich aan de voorzijde van de orgelkast.  Onderaan het front zitten nog steeds de registergaten die nu bedekt zijn met twee verticale latten.

De huidige speeltafel is vrijstaand en heeft een specifieke beperkte tessituur.

Dispositie:
(genummerde registertuimelaars van links naar rechts boven klavieren)

 

[Pedaal]

  • Subbas 16’

  • Gedekt 8’

  • Klaroen 4’


[Speelhulpen]

  • P + I

  • P + II

 

[Onderklavier]

  • Prestant 8’

  • Gedekt 8’

  • Oktaaf 4’

  • Bovenoktaaf 2’

  • Mixtuur 1 1/3’ 3r

 

[Speelhulpen]

  • I + II

 

[Bovenklavier]

  • Houtgedekt 8’

  • Roerfluit 4’

  • Fluit 2’

  • Sesquialtera 2r.  C’

  • Cymbal ½’ 2r

  • Trompet 8’

 

  • Tremulant

 

! Manuaalomvang: G-a’’

! Pedaalomvang: G-a

 

- Deze website wordt regelmatig bijgewerkt -

Orgelkast:

 

 

Het doksaal is neogotisch

De oude neoclassicistische orgelkast (1937-1839) werd behouden bij de transformatie in 1963.

Het front heeft een typisch vijfdelige opbouw met een hoge middentoren, twee zijtorens en twee tussenvelden in een rondboog.  Alle torens bevatten vijf frontpijpen, steeds met een opgeworpen labium.  De overige frontpijpen hebben eveneens ronde labia, maar dan ingeritst.  Zowel in de torens als in de tussenvelden verlopen de labia van de frontpijpen in een V-vorm.
De afwerking van de kast is bescheiden, maar verzorgd.  
Onder de drie torens zien we forse consoles met cannelures.  
Onder alle torenkappen zijn tandlijsten aangebracht.

Literatuur:

Een recent verschenen boek van Ghislain Potvlieghe handelt over de orgels in het Pajottenland.  Daar zijn nog enkele instrumenten van Loret bewaard gebleven.  Het is een zeer interessant boek waarin je over de orgelbouwer Loret en zijn orgels heel wat te weten komt, en dit alles in een zeer doorleefde en kritische beschrijving met enorm veel respect voor het erfgoed.

  • Potvlieghe (Ghislain), Orgels in Pajottenland. Vergeten meesterwerken. Heemkundige Kring van Gooik en uitgeverij De Draak, 2016, 324 blz.

bottom of page