top of page

Het orgel van de kapel in het College van Oudenaarde

Een vergeten orgeltje uit een leegstaande kapel in Opbrakel

Orgelbouwer:   

Bouwjaar:   

Voormalig orgel:

 

Historiek:

Restauratie:


 

Bespeelbaarheid:  


 

1852: Leo Lovaert (1802-1872) - etiket in kleppenkast
rond 1920: François Joris (Ronse) - naamplaatje boven klavier


1852, gewijzigd in 20ste eeuw
 

Op 21 mei 1936 werd (in de voormalige kapel van het College) het nieuwe Jules Anneessensorgel met 13 registers, twee manualen en pedaal, ingewijd door de toenmalige deken van Oudenaarde.  Bij de bouw van de nieuwe kapel zou dit al te grote orgel in de nieuwe ruimte te sterk hebben geklonken.  Het werd dan ook na 53 jaar goede dienst verkocht aan de pastoor van Beveren, E.H. Marcel Van Peteghem, en naar de modernistische parochiekerk Sint-Jan Evangelist aldaar overgebracht. 

samenstelling van het orgel (bestek, 22 oktober 1935)

Groot orgel - 61 noten

Ital. principaal

Violoncel 8

Gr. Harm. Fluit 8

Klein orgel - 61 noten

Bourdon 8

Gamba 8

Zweving 8

Trompet 8

Dwarsfluit 4

Nazard 2 2/3

Terts 1 3/5

Voetklavier - 30 n.

Zachte bas 16

Bourdon 8 (door verlenging van de zachte bas 16)

Hooge octaaf 4 (door verlenging van zachte bas 16)

Koppelingen

Groot orgel aan voetklavier

Klein orgel aan voetklavier

Koppeling van kl. o. aan g.o. in unisone

Koppeling van kl. o. aan g.o. in boven octaaf

Koppeling van kl. o. aan g.o. in onder octaaf

Super octaaf van klein orgel aan voetklavier

Zweltrede van kl. orgel

4 drukknoppen en 1 afsteller

 

Het huidige orgeltje komt uit een leegstaande kapel van de Zusters van Sint-Franciscus in Opbrakel en werd in 1989 in de kapel van het College geplaatst.

Het orgeltje dateert uit de 19de eeuw.  Het heeft een mechanische sleeplade.  Het pijpwerk is deels historisch, deels later bijgewerkt.  

Door een papiertje in de kleppenkast mogen we er van uitgaan dat de zusters van Brakel rond 1852 de orgelbouwer Leonard Lovaert hebben aangesproken om ofwel een reeds bestaand orgeltje grondig te restaureren ofwel een nieuw orgeltje te bouwen.  Een Lovaert-"restauratie" van een reeds bestaand orgel is niet uitgesloten.  In de archieven van de zusters is er namelijk reeds in 1833 sprake van een bestaand orgeltje en volgens orgeldeskundige A. Fauconnier uit Zele is er in dit orgel voor Lovaert ongewoon materiaal gebruikt.

Rond 1925 romantiseerde orgelbouwer Joris uit Ronse het orgel door twee (nu onbekende) Lovaertregisters te verwijderen en te vervangen door een Violon/salicional 8' en een halfregister Fluit 8 sup.  Deze ombouw gebeurde met minderwaardig materiaal.  

Op het moment van de aankoop (vóór de restauratie door Andriessen in 1989) had het orgeltje volgende registers:
bourdon 8', flûte 8' superieur (enkel diskant), flûte 4', prestant 4', salicional 8'

De duidelijke vertegenwoordiging van de grondtonige achtvoetsregisters is typisch voor de (post)romantiek waarin Joris zijn orgels concipieerde.
 

Orgelbouwer Paul Andriessen verplaatste het orgel en deed het nazicht en de schoonmaak.  Alle pijpen werden er uitgenomen, ontdeukt en waar nodig dichtgesoldeerd.  De kast werd opgeknapt. 

Hierbij werd ook de dispositie lichtjes gewijzigd:

- De flûte 8' diskant werd omgebouwd tot een kwint 2 2/3'.
- De salicional 8' werd omgebouwd tot een oktaaf 2'.

Orgelbouwer Andriessen opteerde hiermee voor een praktisch bruikbare restauratie, eerder dan een historische reconstructie.

Dankzij de restauratie is er opnieuw een mooie frisse klankkleur ontstaan.

 

Het orgeltje kreeg de laatste jaren geen onderhoud meer, waardoor het stilaan onbespeelbaar werd (vnl. door de stemming).  In augustus 2018 maakte S. Vermassen het orgeltje opnieuw bespeelbaar door een kleine onderhoudsbeurt en stemming.

Orgelkast:   

Het wit geschilderde orgelfront heeft een typisch vijfdelige opbouw met een hoge middentoren, aan beide kanten geflankeerd door smalle pijpenvelden die aflopen naar de zijtorens.  De smalle tussenvelden sluiten aan de bovenzijde met een gesloten inzwenkende lijst af.

De ronde torens bevatten elk drie frontpijpen.  De tussenvelden bevatten elk vier frontpijpen.  Alle frontpijpen zijn 'stom': ze spreken dus niet en zijn dus enkel houten imitatiepijpen.

De onderkas is licht ingesnoerd.

De decoratie is vrij sober.  Blinderingen ontbreken geheel.
wel zijn er heel wat neo-classicistische elementen: vooral de cannelures van de zuilen zijn overheersend in de decoratie, o.a. in de onderkast, maar ook in de stijlen van de middentoren.  
Opvallend zijn de hoge torens met decoratie-elementen die boven de pijpen, maar niet bovenop de torens zelf werden geplaatst.  Bij de middentoren is dit een engel met blaasinstrument, bij de zijtorens zien we een paviljoen-achtig torentje.  Onder de toren zijn eenvoudige consoles die uitmonden in een druiper.

Dispositie:  

(registertrekkers rechts van het klavier)

 

Bourdon 8’

                           Kwint 2 2/3’
                           sup.                (vanaf c#)

Fluit 4’

                           Prestant 4’

Oktaaf 2’

 

 

 

Diapason:         A = 440 Hz

 

Tessituur:         C1 C2 C3 C4 C5 - f

- Deze website wordt regelmatig bijgewerkt -

bottom of page