top of page
DSCN3601-aangepast.JPG

Het Van Peteghemorgel (1789) in Opbrakel

Een eenmanualig viervoetsorgel uit de 18de eeuw,
goed geconserveerd maar getransformeerd

Dit 18de-eeuwse instrument heeft heel wat van zijn oorspronkelijke charme kunnen behouden, maar werd vooral geromantiseerd door wijziging van de oorspronkelijke dispositie. Het instrument is bespeelbaar, maar een grondige onderhoudsbeurt dringt zich op waarbij vooral de doorzakkende pijpen worden aangepakt en het orgel een algemene stembeurt krijgt die het in tientallen jaren niet heeft gekregen.

Orgelbouwer: Lambert Benoit Van Peteghem (Gent)

Bouwjaar: 1789

Orgelkast:
Orgelmakers bouwden door het gildenstelsel doorgaans zelf geen orgelkasten. Hier is het de lokale schrijnwerker Dominicus (elders Damianus genoemd) De Staerke die ook andere orgelkasten vervaardigde voor de Van Peteghems (bijv. Zegelsem, Nederbrakel).

Het vijfdelig fronttype met centrale middentoren en typisch afgeronde tussenvelden doet wat denken aan een kleinere versie van dat van Michelbeke (1777-1779) en heeft ook gelijkenissen met het oorspronkelijke orgel van Nederbrakel (1777) en Sint-Kornelis-Horebeke (1772), wat een van de eerste Van Peteghemorgels is naar de architectonische conceptie van Hoofdwerk-Onderwerk (bovenfront-onderfront). Men spreekt van een Onderwerk wanneer dit is geplaatst in de voet van de orgelkast en wanneer het hele orgel als balustradeorgel geplaatst is. De onderkas is ingesnoerd. Het onderfrontje bevat twee zijtorentjes met een centraal pijpenveld, net zoals in Sint-Kornelis-Horebeke (1772).

De frontpijpen in het bovenfront spreken, de pijpen in het onderfront zijn stom. De frontpijpen waren oorspronkelijk met tinfolie belegd. Heel typisch voor deze periode van de Van Peteghems is dat de middelste pijp van elke toren van een opgeworpen labium is voorzien, terwijl alle overige frontpijpen een spitsvormig bovenlabium krijgen. De middentoren bevat 7 frontpijpen, de zijtorens elk 5.

De classicistische vormentaal doet hier stilaan zijn intrede. Fijne guirlandes bevinden zich als blindering bovenaan de pijpenvelden.
De torens zijn onderaan voorzien van bladconsoles.
Bovenaan de torens prijken grote Louis XVI-vuurpotten. De zijtorentjes van het Onderwerk worden eveneens met vlammen (hier goudkleurig) bekroond.


Transformaties:
door de gebroeders Joris uit Ronse, kort vóór 1900
Het klankbeeld werd hierbij gewijzigd met invloeden uit de postromantiek: hoogklinkende registers werden vervangen door grondtonige en strijkende registers: bourdon 16, montre 8, voix céleste, Viola di Gamba.
Om deze dispositie te verwezenlijken werd achter de orgelkast tegen de muur een extra windlade bevestigd voor de grootste orgelpijpen die niet in de kast kunnen.
Naast een nieuwe opliggende tremulant is ook nog de oude inliggende tremulant aanwezig.

​Belang van dit instrument:
Naast heel wat behoud van originele orgelpijpen (Prestant 4, Bourdon 8, Fluit 4, drie rangen van de Cornet V), zijn ook de windlade, tractuur (gedeeltelijk) nog origineel uit de 18de eeuw. Aan de klaviatuur hangen zelfs nog de oude kandelaars om kaarslicht te voorzien.
De ronde registertrekkers zijn niet origineel, het houten klavier evenmin. Vermoedelijk dateert het klavier niet uit de transformatie van Joris, maar van latere datum.

Ondanks de gewijzigde dispositie heeft het instrument een groot deel van zijn oorspronkelijke charme kunnen behouden. De goede makelij van het oorspronkelijke instrument heeft ervoor gezorgd dat het orgel nog steeds bespeelbaar is, zelfs na tientallen jaren gebrek aan onderhoud.

Huidige toestand:
Bespeelbaar, maar volgens mondelinge getuigenissen ter plaatse in tientallen jaren geen onderhoud gehad (bij ons bezoek anno 2021), wat zeer duidelijk te merken is aan de stemming van het gehele instrument en de volledige onbruikbaarheid van de trompet.
Een elementaire onderhouds- en stembeurt dringt zich op om het instrument blijvend bespeelbaar en veilig (doorzakkende frontpijpen die er elk moment kunnen uitvallen, motor die kan doorbranden, ...) te houden.

Klaviatuur:
Rugwandbespeling, éénklaviersorgel
De klaviatuur bevindt zich nog steeds op de originele plaats, maar werd vernieuwd.
Manuaal: C - f''' (54 toetsen)

Dispositie:

Registertrekkers links:
(Viola di) Gamba 8'
Montre 8'
Voix céleste 8'
Prestant 4'
Tremulant

Registertrekkers rechts:
Bourdon 16'
Trompet 8'
Fluit 4'
Bourdon 8'
Cornet V (nog 3 rangen aanw.)

De oorspronkelijke etiketten zijn verdwenen.
De hierboven cursief aangeduide registerbenamingen behoren niet tot de originele Van Peteghem-dispositie.
De oorspronkelijke registergaten bevinden zich achter een plankje waar de huidige registertrekkers gemonteerd zijn. Verder onderzoek in de orgelkast (pijproosters) is nodig om de oorspronkelijke 18de-eeuwse dispositie te achterhalen.

Het Van Peteghemorgel (1789) in Opbrakel
bottom of page